Al in de spiegel gekeken of u symmetrisch bent?

Over het algemeen worden symmetrie en uitgroei van horens en geweien, overgedimensioneerde staartveren en andere zoölogische toeters en bellen gezien als een ‘marker van de biologische kwaliteit’ van het individu.
Vermoed wordt dat asymmetrische lichaamsontwikkeling soms genetische oorzaken heeft of is te wijten aan een niet geheel vlekkeloos verlopen embryonale ontwikkeling. Bijvoorbeeld door een tekort aan voedingsstoffen door ondervoeding van het moederdier dan wel vanwege een gestoorde bloedtoevoer naar de foetus. Misschien spelen infecties of giftige stoffen uit het milieu een rol, of toxines – giftige afscheidingsproducten – van bacteriën.
Symmetrie blijkt zowel bij dieren als bij de mens positief gecorreleerd met vruchtbaarheid, fysieke aantrekkelijkheid en algemene gezondheid.
Maar voor u zelfverzekerd in de spiegel kijkt: aangetoond werd ook dat het de intelligentie niet beïnvloedt.

Symmetrische mannelijke dieren zijn dan ook meer gewild als partner. Bij boerenzwaluwen werd dit proefondervindelijk inderdaad aangetoond. Zwaluwmannen, waarbij een van de punten van de gevorkte staart werd ingekort, kwamen moeilijker aan een partner dan de zuiver symmetrische vogels. Bij pauwen en bij oost Afrikaanse zangvogels als paradijs-wida’s, waarbij de staart kunstmatig werd ingekort of verlengd, dan wel asymmetrisch werd gemaakt, werd het zelfde geconstateerd. Bij sommige soorten antilopen, apen en insecten werd een relatie gevonden tussen symmetrie en zaadkwaliteit.
Ook vrouwen van onze soort stellen prijs op mannelijke lichaamssymmetrie.
‘En niet voor niets’: diverse onderzoeken hebben een positieve correlatie aangetoond met spermakwaliteit. Daarnaast hebben vrouwen over het algemeen een duidelijke voorkeur voor mannen met een breed voorhoofd, een forse onderkaak met geprononceerde kin, een gespierde torso en een vent waarbij de omvang rond het middel gedeeld door de omvang rond de heupen op 0,9 uitkomt. Vooral tijdens de vruchtbare dagen binnen de ovulatoire cyclus worden eigenschappen van een hoog baviaangehalte meer gewaardeerd.

Over het algemeen voelen mannen van onze soort zich eveneens meer aangetrokken tot symmetrisch ontwikkelde partners. Daarbij gaat het niet alleen om de gezichtsvorm en de lengte van de ledematen, maar vooral ook om een symmetrische ontwikkeling van de borsten. Symmetrie van vingerkootjes staat bij vrouwen garant voor gemiddeld dertien procent hogere gehaltes van vrouwelijke geslachtshormonen in het bloed, met grotere kans op zwangerschap.
Verder is aangetoond dat mannen de voorkeur geven aan vrouwen met volle lippen en stevig ontwikkelde, symmetrische en grote borsten, smalle kaken en grote ogen, én waarbij de omvang rond het middel gedeeld door de omvang rond de heupen circa 0,7 is. De laatste decennia toont een zeer geringe stijging. Speciaal voor de vrouwelijke lezers: Marilyn Monroe, Sofia Loren en de Venus van Milo gingen u voor.

Onderzoek toonde aan dat borstgrootte en een ‘optimale’ verhouding tussen middel en heupen wijzen op een gunstiger verhouding tussen de gehaltes aan hormonen, die een belangrijke rol spelen bij de voortplanting en zouden leiden tot een groter aantal nakomelingen.
Een Pools-Amerikaanse onderzoeksgroep toonde aan dat vrouwen met een relatief lage verhouding tussen de omvang rond het middel gedeeld door de omvang rond de heupen, en tevens in het bezit van een weelderige boezem, dertig procent hogere gehaltes aan het vrouwelijke geslachtshormoon oestradiol in hun bloed hadden dan vrouwen met ‘andere’ lichaamsvormen. De Harvard onderzoekers, ook deel uitmakend van het team, toonden al eerder aan dat hogere oestradiol niveaus positief waren gecorreleerd met vruchtbaarheid. Het vermeerdert de kans op zwangerschap met ongeveer een factor drie.
Het speeksel van het zandlopervormige deel van de onderzoeksgroep bevatte – afhankelijk van de fase van de ovariële cyclus – 26 tot 37 procent hogere gehaltes aan het vrouwelijke geslachtshormoon oestradiol-17-bêta.
Een wetenschappelijke analyse van bijna vijftig jaar centerfolds van Playboy (577 vrouwen in de jaren 1953 tot 2001) leverde onveranderd een uitslag van gemiddeld 0,7.

Lichamelijke aantrekkingskracht en vruchtbaarheid liggen blijkbaar hartstochtelijk in elkaars verlengde.

Menstrueren dieren ook?

De menstruatie, zoals die alleen voorkomt bij de mens en de meeste apen­soorten, vindt plaats tussen de ovulaties in. Hier­bij wordt een deel van de baarmoederwand, welke zich speciaal had opge­maakt om de bevruchte eicel een goed onderkomen te bieden, afgestoten en uit het lichaam verwij­derd. De meeste Afrikaanse en Aziatische apen menstrueren, maar slechts enkele apen uit de Nieuwe Wereld. Een heel enkele niet-primaat menstrueert ook: bijvoorbeeld sommige insecteneters als de Afrikaanse olifantspitsmuis en de zuidoost-Aziatische tupaia, én een viertal vleermuizen waar onder de Amerikaanse langtongvleermuis.
De bloedingen bij loopse teven in de periode waarin ook de eisprong of ovulatie plaats vindt, ontstaan doordat overvulde bloedvaatjes in de vaginawand onder de bloeddruk bezwijken.
Ook bij het rund komt 1 of 2 dagen na de eisprong een dergelijke vorm van bloedverlies voor. Maar dat alles heeft natuurlijk met het menstrueren van primaten niets van doen.

Daar waar mensenvrouwen er tegen hun vijftigste verjaardag al de brui aan geven, menstrueren chimpanseevrouwen zelfs tot aan hun dood. Menopauzeren – zo dat een bestaand woord mocht zijn – is hun volstrekt vreemd. Tot het moment dat hun leven wordt beëindigd door een ernstige aandoening blijven ze ook vruchtbaar. Zelfs ruim vijftig jaar oude chimpanseewijfjes menstrueerden en ovuleerden dat het een lieve lust was en baarden nog baby’s. Dat alles op een leeftijd waarop bij vrouwen van onze soort het vermogen tot natuurlijke voortplanting al lang is gestopt. Hier speelt de algemene gezondheidstoestand geen rol, alleen de leeftijd. Hyperactieve oma’s kunnen nog tientallen jaren joggen en huishouden, bridgen en wetenschap bedrijven en, als hun kinderen geluk hebben, voor de kleinkinderen zorgen. Juist dat laatste aspect is mogelijk van bijzonder evolutionair belang in de overleving van onze soort. Bij de zeer langdurige behoefte aan zorg van mensenkinderen kan de ondersteuning van meer betrokkenen dan het ouderpaar alleen wel eens de sleutel tot succes hebben betekend. En kan een soortgenoot meer betrokken zijn dan het gemeenschappelijk bezit van erfelijk materiaal?

Hoe oud is onze aarde?!

De Schepping uit Genesis en de evolutieleer bijten elkaar niet. Het prachtige Scheppingsverhaal is een Goddelijke Openbaring voor de ene categorie gelovigen en een geloofsbelijdenis voor de andere, de evolutieleer is natuurlijke historie. Wetenschap dus.
Het is dan ook spijtig te moeten constateren dat zo veel gelovige wetenschappers zich, sinds het verschijnen van Darwins’ On the origin of species by means of natural selection volstrekt onnodig hebben lopen uitputten in het zoeken naar een synthese tussen evolutieleer en Genesis.
De meest invloedrijke berekening van de ouderdom van aarde en kosmos komt op naam van James Ussher (1581–1656), op het hoogtepunt van zijn carrière Anglicaans Aartsbisschop van Armagh and Primaat van Ierland. In zijn invloedrijke Annalium pars posterior, gepubliceerd in 1654, weet hij met zekerheid het ontstaan van de aarde te positioneren op de avond van de 22e oktober van het jaar 4004 v Chr. Pas veel later komt het ‘debat’ weer op gang.
In enkele grote ‘evolutionaire’ sprongen: van Young Earth Creationists (de leeftijd van de aarde is maximaal 10.000 jaar), via Old Earth Creationists – de leeftijd van aarde en kosmos is eventueel enkele miljarden jaren – en Progressive Creationists (God intervenieert af en toe) tot en met Intelligent Design, waarbij Darwins’ evolutietheorie geen werkelijk verzet meer oproept. Hierbij wordt gesteld dat het ontstaan van bepaalde eigenschappen van levende organismen alleen kunnen worden verklaard als het werk van een intelligente ‘ontwerper’ in plaats van evolutionaire, ongeleide processen als natuurlijke selectie. Als concrete voorbeelden worden standaard genoemd: het ontstaan van het leven, de werking van de lichaamscel, het bewegingsmechanisme van zaadcellen en trilharen, de cascade van bloedstollingsfactoren, de werking van het oog en het immuunsysteem.
Van alle genoemde voorbeelden is inmiddels geheel of gedeeltelijk aangetoond dat deze wel degelijk eenvoudigere voorgangers hebben gehad of in eenvoudiger vorm nog steeds bestaan. Men kan zich er blijkbaar niet mee verzoenen dat nog niet alles is ontdekt.

Waarom ook condors moeten worden opgevoed.

Om in dierentuinen gekweekte bedreigde diersoorten enige overlevingskansen te bieden na uitzetting in het wild is meer nodig dan alleen het ter beschikking stellen van lichamelijk gezonde individuen. Dieren moeten ook voldoende ontzag hebben voor de mens, de eigen soort als partner verkiezen en niet ingeprint zijn op hun verzorger, en natuurlijk in staat zijn – in het wild – hun eigen jongen groot te brengen.
In dit verband is er bij de reïntroductie van de Californische condor veel mis gegaan. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw werden de laatste overlevende exemplaren van deze zeldzame gierensoort bijeen gebracht in twee Noord-Amerikaanse dierentuinen. Zevenentwintig vogels in totaal. Sinds die tijd kwamen er ruim 200 kuikens ter wereld. In 1992 kon worden gestart met het uitzetten van nazaten in het zuiden van Noord Amerika. De 242 condors die in het wild werden losgelaten, produceerden met elkaar slechts zeven jongen die met succes op eigen wieken het nest verlieten. De overleden jongen zaten vol op botstukjes lijkende rommel als glas en pvc, kroonkurken en ringetjes waarmee blikjes bier en frisdranken worden opengetrokken. Maagsappen van condors verteren stukken bot uitstekend maar op glas, metaal en plastic blijven ze het antwoord schuldig. Ook hoogspanningskabels maakten de nodige electrocutie slachtoffers.
Nadat de dieren een training hadden ondergaan, waarbij ze in hun kooien konden kiezen tussen een echt karkas en een hoopje rommel waarin schrikdraad verwerkt en naar verkiezing konden rusten in een echte boom of een stukje hoogspanningsmast voorzien van de zelfde boobytrap, stegen de overlevingskansen van de jongen met sprongen.
Ten overvloede, de oorzaken van het verdwijnen van een diersoort spelen natuurlijk ook een rol bij rehabilitatieprojecten. Duidelijk is dan dat het niet eenvoudig is – soms ook niet mogelijk – om veehouders en landbouwers te verhuizen, moerassen en regenwouden in ere te herstellen, stropen en jagen of andere verstorende vormen van recreatie tegen te gaan.

Waarom is er leven na de menopauze?

Vrijwel alle vrouwelijke zoogdieren verraden zich in de vruchtbare dagen van de ovulatoire cyclus door vaak opdringerig seksueel gedrag en opwindende geuren. De mensenvrouw vormt hierop een uitzondering. Weliswaar wordt er in de dagen rond de eisprong meer geflirt, vinden er meer buitenechtelijke escapades plaats en wordt meer bloot getoond, maar aanstootgevende roodgezwollen bipsen of nymfomaan gedrag en onstuimige geuren of feromonen zijn voor mannen niet waarneembaar. Een verborgen ovulatie dus.
Omdat mannen, evenals de meeste mannelijke dieren trouwens, altijd wel belangstelling hebben in het bedrijven van de liefde, seks dus, zijn ze gedwongen om in de buurt van hun partner te blijven om te verhinderen dat een ander z’n wellustige slag slaat, toevallig in haar vruchtbare periode. Bovendien, omdat bij onze soort ook de vrouwelijke sekse het gehele jaar door seksueel belangstellend is – op een enkel geval van hoofdpijn na natuurlijk – heeft seks een versterkende invloed op de onderlinge band. In dat kader is het voor de vrouw ook van belang om altijd c.q. zo lang mogelijk seksueel aantrekkelijk te blijven. Daarom worden jaarlijks fortuinen uitgegeven aan het ‘ontgrijzen, liften, sucken, botoxen’ en een machtige variatie aan alles camouflerende make-up.
Continu aantrekkelijk en ontvankelijk én: één grote erogene zone.

Waarom blanken wit zijn

Vroeg of laat moet de vraag opdoemen: waarom zijn de bewoners van het Afrika ten zuiden van de Sahara zwart? Of beter: waarom zijn westerlingen wit?
Van de verschillende menssoorten die zo’n anderhalf miljoen jaar geleden in Afrika naast elkaar leefden heeft er niet één overleefd tot op de dag van vandaag. Uit een van deze soorten of haar opvolgers ontstond circa 180.000 jaar geleden de moderne mens: Homo sapiens. De hele wereldbevolking bestaat louter uit deze soort. Al zijn er kleine verschillen als kroeshaar of sluik haar, onderscheid in lichaamsbouw of huidkleur, er is maar een soort mens overgebleven.
Het kleurverschil is het opvallendst en heeft een interessante evolutionaire achtergrond. Het feit dat de overvloedige pigmentproductie in de opperhuid van donker gekleurde Afrikanen een goede bescherming biedt tegen huidtumoren kan evolutionair nauwelijks van betekenis zijn. Huidtumoren ontstaan doorgaans pas op oudere leeftijd als de belangrijkste voortplantingactiviteiten achter de rug zijn. Niet uitgesloten mag evenwel dat onder bepaalde omstandigheden grootouders voor het overleven van hun kleinkinderen van belang kunnen zijn. Het belangrijkste bij de ‘kleurbepaling’ van de huid lijkt de omzetting van cholesterol in een voorloper van vitamine D in de opperhuid onder invloed van de ultraviolette straling van het zonlicht. Deze verbinding wordt eerst in de lever verder behandeld en daarna in de nieren omgezet in het actieve vitamine D3, essentieel voor een gezonde calciumhuishouding. Vooral vrouwen in de vruchtbare leeftijd hebben veel vitamine D3 nodig om de ontkalking van hun skelet tegen te gaan en om aan de behoefte van de groeiende vrucht en later de baby te kunnen voldoen. Duidelijk zal dan zijn, dat na migratie van Homo sapiens in noordelijke richting, de lichter getinte individuen in het (evolutionaire?) voordeel zijn.

Inmiddels zijn enkele genen gevonden, die verantwoordelijk zijn voor de mate van pigmentatie van de huid. Interessant in dit verband is de constatering dat in vrijwel alle culturen vrouwen niet alleen lichter getint zijn dan mannen, maar mannen ook een voorkeur hebben voor lichter getinte vrouwen. Verschillen in huidkleur in de verschillende delen van de wereld kunnen daarom niet alleen worden terug gevoerd op natuurlijke selectie, maar mogelijk ook op seksuele selectie of ‘genetic drift’, een verschuiving van erfelijke eigenschappen in een populatie onafhankelijk van natuurlijke selectie. Maar ook een combinatie van de voorgaande processen is mogelijk. Passend in deze gedachte is de constatering dat de oerbevolking van zuidelijk Afrika, de Khoisan (vroeger Hottentotten genoemd) aanzienlijk lichter van huidkleur zijn dan de Bantu-sprekende stammen die pas zo’n duizend jaar geleden vanuit Equatoriaal Afrika naar het meer gematigde klimaat van zuidelijk Afrika met haar geringere UV-straling zijn geëmigreerd.
De donker getinte Inuït hebben weinig te vrezen van de lange poolwinters: hun dieet van vette vis en zeezoogdieren staat garant voor voldoende vitamine D.
Huidkleur is het evolutionair resultaat van talloze generaties aanpassing aan de hoeveelheid ultraviolette straling van de regio waarheen de migrerende mens zich bewoog. De grote en abrupte sprongen die migranten de laatste eeuwen maken zorgen dan ook voor veel huidtumoren bij blanken in de tropen en rachitis bij donkergekleurde mensen in het noorden van Europa en Noord-Amerika.
Merkwaardig is de populariteit van ‘bleekmiddelen’ – waaronder zeer agressieve – waarmee een donker gekleurde huid een tintje lichter kan worden gemaakt.

Aan de andere kant lopen personen met een lichtere huid een vergrote kans op de afbraak van folinezuur (vitamine B11) onder invloed van zonlicht. Bij te lage folinezuur gehaltes kunnen te weinig rode en witte bloedcellen worden gevormd en bij mannen kunnen storingen optreden in de zaadcelvorming terwijl bij folinezuurtekorten bij zwangere vrouwen foetussen een verhoogde kans lopen op een ‘open ruggetje’ of andere geboortedefecten. Een rol bij het ontstaan van hart- en vaatziekten wordt vermoed. Een subtiele balans dus: aan de ene kant is veel zonlicht nodig voor de vorming van vitamine D3 en aan de andere kant mag het weer niet te veel zijn in verband met de nadelige effecten op folinezuur afbraak.
Dieren hebben het in dit opzicht makkelijker: de huidpigmentatie in combinatie met een meer of minder dichte vacht bepaalt de hoeveelheid effectieve ultraviolette straling. In de tropen zijn het dan ook uitsluitend aan het water gebonden zoogdieren als nijlpaarden, zeekoeien, dolfijnen en walvissen, die haarloos zijn, óf de louter ondergronds levende Oost-Afrikaanse naakte molratten.
Homo was veroordeeld tot naaktheid om zijn zweetklieren optimaal de kans te geven de lichaamstemperatuur te kunnen regelen. Een optimaal gepigmenteerde huid is dan onontbeerlijk, enerzijds voor een adequate vitamine D-synthese, anderzijds om de afbraak van folinezuur of vitamine B11 te verhinderen.
Ik verwacht niet dat lezing van het voorgaande racisten op andere gedachten zal brengen. De materie is daarvoor voor hen ongetwijfeld te complex.

Albinisme komt voor bij zowel mensen als dieren. In het wild is albinisme zeldzaam want het ontbreken van pigment is bij zowel de prooi als het roofdier nadelig. Als prooi ben je je schutkleur kwijt en als roofdier zien ze je al van verre aankomen. Het is een erfelijke aandoening, veroorzaakt door één gen, waarbij het pigment melanine in haar en huid ontbreekt.
Het hebben van een witte vacht (ijsbeer) of huid (Europeaan) alleen is nog geen albinisme.
Albinisme bij de mens is een zeldzame genetische afwijking die alle rassen treft. In zwart Afrika worden relatief veel mensen geboren als albino. In sommige regio’s hebben ze de status van magiër of ziener, maar in zuidelijk Afrika is het leven als ‘blanke zwarte’ geen pretje. Soms wordt de moeder verdacht van een relatie met een blanke, soms wordt albinisme gezien als een vloek of hekserij. Veel kinderen sterven een voortijdige dood.
Het percentage Europeanen dat drager is van het albinogen is vrij laag, circa 1,4 procent. Dat betekent dat een op de zeventig drager is van het albino-gen. Maar één op de zeventienduizend Europeanen is ook daadwerkelijk een echte albino. In Afrika ligt de frequentie veel hoger: één op de vier á vijfduizend. Bijna alle albino’s krijgen problemen met de ogen, hebben veelvuldig last van huidverbranding met wondjes en blaren en lopen een grote kans op het krijgen van huidkanker. Gelukkig is de maatschappelijke uitsluiting van albino’s in sommige regio’s als Zuid-Afrika en Zimbabwe de laatste jaren verminderd. Maar in Namibië is er geen enkele steun van de overheid en ook in Botswana en Mozambique wordt weinig gedaan om het lot en lijden van albino’s te verzachten.

Veertien tot twaalfduizend jaar geleden begon de kolonisatie van Noord Amerika vanuit Siberië en zo’n 1000 jaar later werd de zuidpunt van het continent bereikt. Dat indianenstammen uit het equatoriaal Amerika (nog?) niet de pigmentatiegraad van stammen uit equatoriaal Afrika hebben aangenomen zou te maken kunnen hebben met de veilige beschutting tegen UV straling door het bladerdak van het regenwoud.

Drinken vissen water?

Margriet van der Heijden en Maarten Frankenhuis schreven een amusant en leerzaam kinderboek naar aanleiding van de talloze verrassende vragen van kinderen, die Maarten in zijn tijd als Artisdirecteur beantwoordde.
Bijzondere vragen van kinderen komen dagelijks binnen bij Artis: ‘Grijpt een slingeraap weleens mis?’ ‘Kunnen slakken gaan samenwonen in een slakkenhuis?’ ‘Vriezen de poten van een pinguïn nooit vast?’ ‘Wat zit er in de bulten van een kameel?’ ‘Breken giraffes weleens hun nek?’
Een kort antwoord op de vragen zou kunnen volstaan, maar de meeste geven aanleiding tot het geven van meer informatie. In het boek Drinken vissen water wordt op duidelijke en overzichtelijke wijze antwoord gegeven op de vragen.
De tekst wordt ondersteund door een verhelderende illustratie. Hierdoor is dit boek niet zomaar een verzameling losse vragen maar een compleet boek over het dierenrijk. Voor kinderen én volwassen vanaf 8 jaar.

Waaraan heeft het Rijksmuseum haar bestaan te danken?

Veel toeristen die ons land aan doen weten zeker dat wij op het punt van zinken staan als niet heel Holland omringd zou zijn door een dijk en dat er keihard wordt gepompt door windmolens om de klompen en de koeien droog te houden. In tijden van nood is er dan gelukkig Hans Brinker, die met zijn vinger een dreigende dijkdoorbraak weet te voorkomen. Daardoor is al dat moois niet verloren gegaan en kon het in de Gouden Eeuw – in pakkende samenhang met onze bijzondere wolken – aan het schilderslinnen worden toevertrouwd.

Ben ik nou echt te overgevoelig?

Aan de redactie van ‘Pouw’

Geachte heer Timmerman en mevrouw Alberdink Thijm,
In uw laatste ‘Pouw’, voorjaar 2007, trof ik een artikel aan over hapjes en drankjes onder de titel ‘La vita è bella’.
Het kan u niet zijn ontgaan dat u hierbij gebruik hebt gemaakt van de titel van een Italiaanse tragikomedie uit 1997, geregisseerd door Roberto Benigni. Een van de meest aangrijpende films ooit gemaakt over de Holocaust.
Het getuigt van slechte smaak om de titel van deze film te gebruiken voor een verhaal over drank en borrelhappen.
Zeker als het magazine begin mei in de bus valt.

Met vriendelijke groet,
Dr. Maarten Th. Frankenhuis.

Waarom krijgt een giraffe van drinken geen hoofdpijn?

Lang is het een raadsel geweest hoe giraffes de bloedafvoer regelden in hun benen van waaruit het na gebruik weer meters omhoog moet naar het hart. Even interessant is natuurlijk hoe het bloed de meters boven het hart gelegen kop bereikt.
Bij dergelijke hoogte verschillen kan makkelijk oedeem ontstaan in de poten, een ophoping van bloedvloeistof in de weefsels. Dat dat niet gebeurt komt door de werking van de beenspieren, die door zich afwisselend samen te trekken en te ontspannen tijdens het lopen, het bloed omhoog pompen richting hart. In het giraffenhart heerst een tweemaal zo hoge bloeddruk als in mensen harten en gewone beenspieren kunnen vermoedelijk onvoldoende pompkracht opbrengen om het bloed weer omhoog te werken. De spierwerking, een soort pomp waardoor de aders worden dichtgedrukt, speelt weliswaar een grote rol, maar daarnaast zorgen terugslagkleppen in de aders er voor – net als bij ons overigens – dat het bloed niet terug stroomt als de pootspieren zich ontspannen. Wat giraffen dan nog extra hebben is een huid die als een strakke elastische kous om het been zit waardoor het terugvloeien van bloed nog sterker wordt bemoeilijkt.
Moet het bloed echter richting hersenen dan kan de giraffe zijn grote halsaders dichtdrukken, waardoor de afvoer van het bloed vanuit de kop wordt belemmerd en zo de druk in de slagader naar boven wordt opgevoerd. Maar bij het drinken zou dan natuurlijk een dodelijk probleem kunnen ontstaan: in een keer komt het hoofd onder het niveau van het hart te liggen en een fataal hersenoedeem kan hiervan het gevolg zijn. Dat giraffen tijdens het lessen van de dorst geen problemen krijgen komt doordat ze met behulp van kauwbewegingen het bloed uit de halsaders versneld afvoeren om ophoping in de hersens te voorkomen.
U begrijpt nu ook waarom bij verdovingen van giraffen ten behoeve van medisch onderzoek het hoofd zo snel mogelijk boven het niveau van het hart moet worden gelegd.