Op 19 juni 2003 werd het volgende verzoek gericht aan het Bestuur van ABN AMRO:
Graag vraag ik uw aandacht voor een zaak die onze beide ondernemingen op een verrassende manier bindt.
Bijna één hectare Artis, globaal gelegen naast Flamingoserre en Artisbibliotheek, wordt thans ontwikkeld tot een attractieve presentatie, waarin diersoorten van de Zuid-Amerikaanse pampa en het aangrenzende heuvelland tezamen worden gehuisvest. De financiering – anderhalf miljoen Euro – wordt mogelijk gemaakt door de Gemeente Amsterdam Afdeling Economische Zaken.
De populatie zal onder andere bestaan uit guanaco’s, vicunia’s, lama’s, mara’s, capibara’s, gemaande miereneters, Chileense flamingo’s, coscorobazwanen en nandoes. Voor de manenwolven is een apart verblijf ingericht. Het betreft een combinatie van aantrekkelijke en levendige dieren waarvan enkele veelvuldig van het water gebruik maken.
Tijdens de grondwerkzaamheden werd echter een ernstige loodvervuiling geconstateerd van zes keer de norm, resulterend in maandenlange vertraging van de werkzaamheden en een ruim
€ 100.000 kostende, verplichte sanering. Absoluut een ‘must’ voor de veiligheid van onze dieren.
Het betreft hier met lood vervuild baggerslib, dat honderden jaren geleden moet zijn gestort op de oevers van de toenmalige voorzetting van de Nieuwe Prinsengracht, thans Artisvijvers.
De werkelijke herkomst van het lood is natuurlijk niet duidelijk, maar informatie van de Archeologische Dienst van de Gemeente Amsterdam leerde, dat het mogelijk afkomstig is van werven en toeleverende industrieën van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC).
Op het nabijgelegen Roeterseiland bestond in de 17e en 18e eeuw namelijk veel industriële activiteit, waaronder diverse bedrijven voor de productie van loodhoudende verven.
Bekend is dat – daar waar drinkwater in loden waterleidingen maximaal slechts 1,5 mg/kg lood bevat – loodhoudende verven met hun loodgehalte van 100.000 mg/kg het milieu veel zwaarder belasten.
Verder werd lood natuurlijk gebruikt als scheepsballast, voor de productie van loodslabs, theelood voor de bekleding van theekisten, drukletters en verzegelloodjes.
In onze zoektocht naar de ‘vervuiler’ kwamen wij tot het volgende: rond de Franse inval ging de VOC failliet en werd de handel op de Oost geleidelijk overgenomen door de Engelsen.
Op 24 december 1795 werd het ‘Decreet tot vernietiging van het tegenwoordig bewind der VOC’ aangenomen en op 1 maart 1796 moesten de bewindhebbers plaats maken voor het 21 leden tellend ‘Committé tot de zaken van de Oostindische Handel en Bezittingen’.
De compagnie was niet opgeheven, maar genationaliseerd. Het octrooi werd gehandhaafd.
Teneinde na de Franse overheersing de Indische handel daadwerkelijk terug te winnen op de concurrentie werd op 24 maart 1824 bij Koninklijk Besluit de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM) opgericht. Het geesteskind van Koning Willem I nam de taken van de vroegere VOC over, vooral daar waar het de bundeling betrof van de risico’s en kosten van de vaart op Indië, het bestuur, ordehandhaving en handel. Evenals de VOC, die 25 jaar eerder definitief ten onder was gegaan, was zij een echte handelsmaatschappij, had ook vestigingen in Amsterdam, Rotterdam, Middelburg, en Batavia, en nam haar intrek in voormalige VOC factorijen in Decima (Japan) en de Chinese havenstad Kanton. Haar Indische bijnaam luidde dan ook niet zonder reden: ‘kompenie ketjil’, de kleine compagnie.
De relatie tussen de NHM en ABN AMRO wordt het best weergegeven in het voorwoord van mr. P.J. Kalff, oud-voorzitter van de Raad van Bestuur ABN AMRO, in het jubileumboek ‘Wereldwijd bankieren, ABN AMRO 1824-1999’ (Uitg. ABN AMRO NV, Amsterdam 1999):
‘Het 175-jarig jubileum van de grootste bank van Nederland, zonder twijfel een gebeurtenis om bij stil te staan. Op 29 maart 1824 werd bij Koninklijk Besluit van Koning Willem I de Nederlandsche Handel-Maatschappij, de oudste rechtsvoorganger van ABN AMRO, opgericht om de handel tussen Nederland en Nederlands-Indië weer op gang te brengen’.
Hoewel het voorgaande historisch gezien natuurlijk geen ‘sluitend bewijs’ kan worden genoemd, ligt een relatie tussen de geconstateerde loodvervuiling in Artis en de industriële activiteiten waarin uiteindelijk ABN AMRO haar wortels heeft, enigszins voor de hand.
Het is dan ook om die reden, dat ik u verzoek het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra (1838) te willen bijstaan in de dekking van de kosten verbonden aan de sanering. Wij van onze kant zullen er voor zorgen dat het onze bezoekers niet kan ontgaan wie ons in dezen heeft ondersteund.
Vanzelfsprekend ben ik bereid een en ander mondeling toe te lichten zo daar van uw kant behoefte aan mocht bestaan. Indien uw tijd het toelaat, bij voorkeur op locatie.
Hoogachtend,
ABN AMRO heeft de strekking van de brief blijkbaar niet begrepen, want op 14 augustus 2003 moet het Bestuur van de bankinstelling nogmaals worden verzocht het verzoek van Artis te honoreren:
Graag wil u hartelijk bedanken voor het feit dat u ons verzoek van 19 juni jl. in behandeling heeft genomen.
Ik denk dat echter mijn schrijven per abuis op de Afdeling Corporate Sponsoring is beland. Wij mikken namelijk absoluut niet op sponsoring door ABN AMRO.
Wij zijn op de hoogte van uw sponsorbeleid, gericht op een beperkt aantal projecten uit de wereld van sport en cultuur.
In ons geval gaat het echter niet om sponsoring maar om ondersteuning bij het verplicht saneren van milieuschadelijke loodvervuiling, welke werd veroorzaakt door industriële activiteiten die mede ten grondslag lagen aan het ontstaan van ABN AMRO.
Het is dan ook om die reden, dat ik mijn verzoek aan u herhaal toch te willen overwegen het Koninklijk Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra (1838) te willen bijstaan in de dekking van de kosten verbonden aan de verplichte sanering van de loodvervuiling.
Hoogachtend,
Een toevallige ontmoeting met een hooggeplaatste ABN AMRO employé maakt, dat nog eenmaal een poging wordt ondernomen om de bank tot inkeer te brengen. Maar helaas…:
Hartelijk dank voor uw uitgebreide antwoord van 10 januari jl. op mijn verzoek de financiële consequenties van de loodvervuiling op het Artisterrein nader te willen bestuderen.
Uw conclusie is duidelijk: al bestaat er een ‘verre’ relatie tussen de Verenigde Oostindische Compagnie – de oorspronkelijke vervuiler van het terrein – en ABN-AMRO, een causaal verband tussen ons ‘loodprobleem’ en uw bank ziet u niet en van een bijdrage van uw zijde in de saneringskosten kan dan ook geen sprake zijn.
Wij zijn u evenwel zeer erkentelijk voor de nuttige verwijzing naar de mogelijkheden, die het Ministerie van VROM biedt ten aanzien van een bijdrage in de saneringskosten van historische bodemvervuiling van bedrijventerreinen.
Ten slotte zijn wij verheugd te horen dat de cliëntenontvangst Estate Planning in Artis zo goed is bevallen, dat uw vermogende relaties werden geattendeerd op de fiscaal interessante mogelijkheid van schenking aan Artis en dat in de toekomst gebruik van onze bijzondere accommodatie weer in uw keuzeoverweging wordt meegenomen.
Met vriendelijke groet,
en altijd inzetbaar voor volgende bijeenkomsten,