Artis bevrijd

Na de bevrijding van Nederland – mei 1945 – volgde, na een periode van voorzichtig herstel van de hoofdstedelijke dierentuin Artis, de overgang van ‘postzegelverzameling’ naar moderne dierentuin. Een instituut waarin wetenschappelijk begeleide fokprogramma’s, het instandhouden van beschermde diersoorten, natuurbescherming, educatie en onderzoek, maar ook dierenwelzijn en ethiek geleidelijk aan meer aandacht kregen. Een andere manier van denken over dierentuinen.
Het dierenbestand werd weer op peil gebracht, onder andere door de Joodse fabrikant Bernard van Leer die ‘altijd goede herinneringen’ aan Artis had.
Volgens ooggetuigen: “de giraffennekken staken uit het schip de ‘Nijkerk’, die de nieuwe dieren vanuit Zuid-Afrika naar Artis had gebracht. Een wel heel bijzondere geste om dankbaarheid te uiten.”

Drs. Jan Overgoor, oud-directielid Artis van 1938-1977, meldde ter aanvulling: “Op een zondagmorgen in 1947 werden Sunier en ik op het kantoor van Artis verwacht. Bernard van Leer verscheen daar ook. Het was de eigenaar van het wereldbekende olievatenconcern. Hij kwam Artis een geschenk aanbieden. Het bleek een gift van ca. honderdduizend gulden (in huidige waarde wel een miljoen gulden). Voor dit bedrag moesten dieren worden aangeschaft. De collectie in Artis was inderdaad aardig uitgedund door de voorgaande woelige jaren. Die gift was uiteraard zeer welkom. Maar het bijzondere er aan was de reden waarom de heer Van Leer dit deed. Hij vertelde dat hij als jonge jongen, zeg maar jongetje, veelvuldig Artis bezocht. En bij die bezoeken vroeg hij honderduit over de dieren aan de oppassers en andere medewerkers van Artis. Geen moeite was hen te veel om zijn vragen te beantwoorden en toe te lichten. Het resultaat na veertig, vijftig jaar was dit voortreffelijke geschenk.
Een en ander maakte diepe indruk op ons.”

Bernard van Leer had grote belangstelling voor dieren en bezat zelfs nog enige tijd een eigen cirkus: De Meijer, een naaste medewerker van Van Leer schreef later in een brief aan de zoon van Bernard, Wim van Leer: ‘Je vader zat graag op zijn eentje in Artis. Kort na de bevrijding gingen we er samen heen om te ontdekken, dat Artis vrijwel verlaten was. “Zoek Portielje eens op, ik heb nog met ‘m in de klas gezeten…”. Portielje bleek alweer telefoon te hebben. “Portielje, hier Bernard van Leer. Wil je een olifant van me hebben?” Alles draaide uit op een vrachtboot van de Mij. Nederland, van binnen ingericht door Artis. In Zuid-Afrika hadden de heren van Metal Containers goede contacten. En het geheel kwam onder leiding van je oom Munt.” “Munt zal daar plezier in hebben, De Meijer, let op,” zei je vader. “Er moet een orang utan bij zijn, nee twee, jij en ik. En er moet ook een papegaai bij, die mij leert kennen en “rotzak” tegen me roept.” (De vatenman, Pauline Micheels; Uitg. Contact, 2002).

Na de oorlog kwam het contact tussen de dierentuinen geleidelijk weer opgang.
In de oorlog kon er hooguit contact plaatsvinden met Nederlandse en Duitse collega’s. Op een geval na zo blijkt uit een brief van Sunier aan zijn Londense collega Huxley in 1945:
“Wat heerlijk om weer een teken van leven te horen, nadat ik had gehoord dat je de Zoo had verlaten. Op afstand heb ik jou gehoord, wanneer ik met mijn hoofd in de kast naar de illegale radio aan het luisteren was.”

De veelal door het oorlogsgeweld geteisterde dierentuinen probeerden hun gedecimeerd dierenbestand weer op peil te brengen en een omvangrijke onderlinge ruilhandel begon.
De dierenhandel floreerde welig.
Het internationale verbond van dierentuindirecteuren kwam in 1946 voor het eerst weer bij elkaar in Antwerpen.
De Duitsers werden hierbij niet uitgenodigd.

NATUURLIJK VERKADE; het verhaal van de albums

door Marga Coesèl (1999)
Uitgegeven door Terra, Warnsveld en Verkade Stichting, Zaandam

Woensdag 24 maart 1999 werd het laatste, en naar het zich laat aanzien tevens het allerlaatste Verkade-album gepresenteerd. Natuurlijk in de nostalgische omlijsting van de bedrijfsharmonie in de oude feestzaal van de chocoladefabriek te Zaandam.
Een waardige afsluiting van een initiatief dat voor miljoenen Nederlanders een inspiratiebron is geweest om eens nader met natuur en milieu kennis te maken. Nog steeds worden in tal van boekenkasten Verkade-albums gekoesterd en wordt er naar gevraagd bij antiquariaten.
Dat miljoenen is zeker niet overdreven: tussen 1903 en 1945 werden 30 Verkade-albums uitgebracht, in totaal ruim 2 miljoen exemplaren en tussen 1965 en 1995 zagen nog eens 5 boeken het daglicht met een gezamenlijke oplage van bijna 400.000 exemplaren. Van sommige albums werden bijna 200.000 delen gedrukt, en dat in een tijd dat de bevolking van Nederland nog niet de helft van de huidige was, hetzelfde geldt vermoedelijk voor het besteedbaar inkomen Het eerste boek kostte 25 cent, het laatste voor de oorlog 75 cent.
Inclusief de fascimile-afdrukken, die vanaf 1975 verschenen, werden 3.225.617 Verkade-albums onder het Nederlandse publiek verspreid. Het werd een bedrijf op zich, op een gegeven moment werd alleen al de plaatjes-ruilafdeling bemand door 20 medewerkers, en overal in het land werden ruilbeurzen georganiseerd. Bij de uitreiking van het eerste exemplaar werd door de aanwezigen uit volle borst het uit 1913 daterende Verkade’s Plaatjesbeurslied gezongen. Het is ook in het nieuwe album afgedrukt.
Verder geeft het boek een voortreffelijk inzicht en in de traditie van de albums, alles natuurlijk rijk geïllustreerd, van de motivatie van de initiatiefnemers, de organisatie, illustratoren en schrijvers. Veel aandacht natuurlijk ook voor Artis, immers 5 van de 35 albums gaan over Artisdieren en werden geschreven door de grote Portielje. Het is daarom vooral voor onze leden haast een “must” om dit bijzonder onderhoudende werk aan te schaffen. een waardige afsluiting van uw eigen reeks Verkade-albums.

Tafelmanieren

De meeste dieren beschikken wel over klauwen, tanden en snavels om hun voedsel te grazen te nemen, te verkleinen en naar binnen te werken.
Maar soms redden ze het niet zonder bestek. Zo vissen chimpansees in de nauwe openingen van termietenheuvels met takjes en grashalmen naar de smakelijke bewoners en wordt met behulp van stokken naar buiten bereik hangende vruchten gehengeld. Maar ook minder nauw met ons verwante apen als kuifmakaken halen – geheel zelf bedacht – met een stok yoghurt uit een smalle buis waar ze met hun tong of hand niet in kunnen.
Van apen willen we zulke verhalen nog wel geloven, maar wat te denken van bepaalde vinkensoorten op de Galapagos eilanden, die cactusdoornen gebruiken om er insecten mee uit spleten in boombast te peuteren? Of de Amerikaanse kleine groene reiger, die stukjes boombast e.d. in het water gooit, zodat het voor vissen lijkt alsof er voedsel in het water valt.
Soms is er echter bruut geweld nodig zoals bij zeeotters, die met een kei op hun buik rugzwemmen en op die steen schaaldieren stuk slaan, of Egyptische aasgieren die een steen in hun snavel nemen een daarmee kans zien de inhoud van een struisvogelei te bereiken.
Om bij de voedzame inhoud te komen van forse prooidierenbotten redden hyena’s het nog met hun machtige gebit, maar de tandenloze lammergieren nemen de botten hoog mee de lucht in om ze op een rots te pletter te laten vallen.
Maar soms zien we de meest wonderlijke gebruiksvoorwerpen aan tafel.
Diepzeehengelvissen bij voorbeeld lokken met een hengeltje met lichtgevend ‘nep-aas’ op hun neus een nieuwsgierige prooi in de buurt van, of soms met een lichtgevend orgaantje op hun tong zelfs rechtstreeks ín hun bek. De meer aan de oppervlakte levende zeeduivels hebben een vergelijkbaar hulpmiddel maar het wormpje aan de hengel hoeft dan natuurlijk geen licht te geven. De verwante voelsprietvis redt het zelfs met een hengel zónder aas.
De lang niet ongevaarlijke Noord-Amerikaanse alligatorschildpad lokt zijn prooi tot soms in de bek met een uiterst verleidelijk rood kronkelend kunstwormpje, onverbrekelijk verbonden met de tong. En wat te denken van de Artis octopus, die met al die handige armen routineus een deksel van een jampot draait om z’n favoriete garnaal te bereiken.
Maar waarom zo ver van huis, als onze muggen al de beschikking hebben over een geavanceerde boor, o.a. bestaande uit een gereedschapsset van 6 stiletten, een injectie- annex zuigspuit en hulpmiddelen om de stolling van het bloed tegen te gaan?

Wie was de eerste directeur van Artis?

Toen het Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra – toen nog niet koninklijk – (opgericht op i mei 1838) 25 jaar bestond werd Westerman, die toen erelid was van zestien geleerde genootschappen, een erebeker ten geschenke gegeven, waaraan ook de Prins van Oranje en Prins Frederik hadden bijgedragen. Ook de medeoprichters van Artis, de commissionair J.W.H. Werlemann en de horlogemaker J.J. Wijsmuller -‘de drie W’s’ – moeten hier met ere worden genoemd.
Dr. Gerard Frederik Westerman wordt op 3 maart 1843 tot ‘verantwoordelijk commissaris’ benoemd en op 8 maart 1849 tot directeur. Hij overlijdt op 9 mei 1890 in zijn bureaustoel.

Maar de allereerste directeur was eigenlijk Rijndert W. Draak, een naam die lange tijd nauwelijks werd genoemd en haast werd vergeten.
Draak was suppoost op het Burgerweeshuis en een begenadigd preparateur, die met de grote zoöloog C.J. Temminck samenwerkte. Hem werd verzocht zijn collectie preparaten tentoon te stellen in de Nieuwe Stadsherberg aan de Plantage Middenlaan ten behoeve van de leden van het pas opgerichte Genootschap.
En zo trad Draak in 1838 al in dienst van Artis.
Een conflict over de benodigde hoeveelheden ‘liquor’ maakte ten slotte een eind aan het contract met Draak. Het bestuur was er achter gekomen dat Draak een ernstig drankprobleem had en bovendien de alcohol ter conservering van de gestorven dieren vooral ten eigen bate serveerde in het door hem gedreven ledenrestaurant. Daarop werd in 1843 de eerste Artis-directeur ontslagen en nam Westerman, onbezoldigd, de dagelijkse leiding waar. In 1849 werd hij tot directeur benoemd.
Westerman woonde in een huis, dat stond op de plaats waar zich thans de Hollandsche Schouwburg bevindt.