Het draait allemaal om de staart!

Over evolutie, biologische drijfveren en ambities

De ‘Origin of Species’ – ‘Over het Ontstaan der Soorten’ – van Charles Darwin is zonder twijfel een van de belangrijkste en meest besproken boeken aller tijden. Voor velen, zeker in de tijd dat het levenswerk van Darwin werd gepubliceerd (1859), was het Joods-Christelijke Scheppingsverhaal de enige en onaantastbare waarheid. Een andere visie op de veranderlijkheid der soorten en het ontstaan van de grote diversiteit aan levensvormen was op zijn minst ongepast, gold voor velen als pure blasfemie, maar gaf ook aanleiding tot een golf van bijval en bewondering. In de orthodox-christelijke wereld stond men in ieder geval van meet af aan zeer afwijzend tegenover Darwins’ theorie en ervoer haar als een directe aanval op de Bijbel.

Het boek bleek echter een enorm succes en de hele oplage van 1250 boeken exemplaren was al op de dag van verschijnen, 24 november 1859, uitverkocht.
In de vele edities die volgden, heeft Darwin zijn betoog omwille van de lieve vrede, vooral ook thuis, steeds verder afgezwakt. Maar ook Darwin zelf bleef twijfelen: ‘Ik ontken niet dat er talrijke en belangrijke bezwaren gemaakt kunnen worden tegen de theorie van afstamming met modificatie door natuurlijke selectie’. Kort samengevat behelst de theorie van Charles Darwin het volgende: binnen een soort worden veel meer nakomelingen geboren dan de omgevingsomstandigheden, bij voorbeeld de hoeveelheid beschikbaar voedsel, toelaten. Alle individuen, behorende tot een zelfde soort, verschillen van elkaar, waarbij sommige beter zijn aangepast aan de eisen die hun leefomgeving stelt. In de strijd om de beschikbare bronnen zullen zij dan ook een grotere overlevingskans hebben dan de minder goed aangepaste individuen. Als deze voordelige eigenschappen erfelijk zijn, zullen hun nakomelingen met dezelfde kenmerken uitgerust worden. Door deze continue selectiedruk vanuit de omgeving kunnen geleidelijk veranderingen tot stand komen binnen een soort.
Op den duur kunnen deze verschillen zo groot zijn ten opzichte van de oorspronkelijke soort, dat van een nieuwe soort gesproken kan worden.
Alle lof voor de God die duizenden jaren geleden de Bijbel aan zijn volk dicteerde, en tevens de bijzondere mens Darwin het levenslicht heeft doen zien.

Maar Darwin constateerde ook vrijwel direct iets controversieels in zijn theorie. Hij realiseerde zich dat veel risicovolle ‘toeters en bellen’ in de vorm van opvallend baltsgedrag en zang, een extravagante uitmonstering met enorme geweien, vrolijke kleuren en lange staarten een rol moesten spelen bij de voortplanting.
Lange tijd heeft men daarom gedacht dat seksuele selectie alleen een zaak was van onderlinge competitie tussen mannen. Duidelijk is nu volop dat de uit­verkiezing door het vrouwtje zeker zo’n grote rol speelt. Bij de pauw is geconsta­teerd dat de hennen de haan met de mooiste en langste staart de eer gunnen. In divers onderzoek werd aangetoond dat het nageslacht van mannetjes met de langste sleep, ondanks deze formidabele handicap, de grootste overlevingskans heeft.
Bij veel andere diersoorten heeft de vrouwelijke sekse ook een voorkeur voor de uit­bun­digst baltsende, mooist zingende en kleurrijk­ste macho’s.
De situatie bij de mens lijkt niet anders. Moeten mannelijke dieren het nog vooral hebben van risicovolle handicaps als ornamenten (geweien, hoorns, veren), zang, balts en waaghalzerig gedrag, voor de mensenvrouw is inmiddels het relatief nieuwe selectiecriterium sociale intelligentie (originaliteit, creativiteit, humor, zorg) geïntroduceerd. Maatschappelijke status en materiële welstand blijven echter onverminderd van belang voor alle vrouwtjes en vrouwen. Fysieke kracht, uiterlijk en lef zijn daarbij niet helemaal naar de kleine lettertjes verdrongen. Vooral rond de eisprong winnen eigenschappen met een hoog baviaangehalte weer aan gewicht.

Wolf in krijtstreep

Seksuele voortplanting is gelukkig nog steeds het fundament onder het overleven van planten en dieren, dus óók van onze soort. In alle geledingen van het openbare- en bedrijfsleven vindt u de resten er van terug. Bij voorbeeld de continue strijd tussen de mannetjes om de hegemonie, dus de andere sekse. Zo wordt niet voor niets het merendeel van het pluche in bestuurskamers en het skai van de directiestoelen bezet door mannen met bewezen geschiktheid voor het gevecht naar de top en het vermogen deze positie met succes te verdedigen.
Dat betekent overigens niet automatisch dat zij ook de beste managers zijn. Een wezen, dat duizenden generaties lang werd geselecteerd op zijn performance tijdens de jacht of in de krijg, is niet per definitie een betere manager dan de organisatrice van het thuisgebeuren.

We gaan nu even dieper in op de situatie op de werkvloer.
Bij veel diersoorten die in groepsverband jagen – dus ook bij de mens – worden continu aanvallen op het leiderschap gepleegd en vooral op de leider zelf.
Bij wolven noemen we hem de alfa man, de top reu, die continu in de gaten moet houden of er niet aan zijn stoelpoten wordt gezaagd, valkuilen worden gegraven.
Niet dat er continu wordt gezaagd en gegraven, maar de naaste concurrentie om het leiderschap ligt altijd met scherpgeslepen zagen, scheppen en vooral voorzien van de nodige bereidwillige en serviele helpers op de loer. In de dagelijkse bedrijfssituatie: de roddelclub bij de koffieautomaat.

Is de prooi van het wolvenpak in gezamenlijke actie eenmaal gedood, dan mag eerst de chef zijn maag vullen. De rest wacht, voorbarig toehappen wordt genadeloos afgestraft.
De ondergeschikten lijken daar op het eerste gezicht weinig moeite mee te hebben, want op eigen houtje kan geen enkele wolf of Afrikaanse wilde hond een prooi van enige betekenis aan. Zo’n dier alléén staat doorgaans een kommervolle dood te wachten.
Er lijkt volstrekte rust. Men wil graag deel uitmaken van een sterke organisatie en accepteert (op het eerste gezicht) zonder problemen het leiderschap van de alfa man.
Toch broeit er permanent iets, evenals in het dagelijks-, openbaar- en vooral bedrijfsleven. In de subtop, de kongsi in het spraakgebruik van diergedragsonderzoekers, wordt altijd geloerd op momenten van verminderde vitaliteit van de leider. Dit kan natuurlijk te maken hebben met hoge ouderdom, maar even goed met een voorbijgaande ziekte of verwonding. Er wordt dan niet gewacht tot herstel is opgetreden, zoals soms in de menselijke samenleving nog wel eens gebeurt, maar de kongsi valt onder leiding van de tweede man in de hiërarchie direct aan en niet zelden is de dood van de gevallen leider, de alfa man, het gevolg.
Het fenomeen ‘gouden handdruk’ is mij uit het dierenrijk niet bekend.

De eerste Artisdirecteur

Op 29 april 1836 richtte boekhandelaar/drukker/uitgever Gerard Frederik Westerman (1807-1890), de latere oprichter van Artis, een schrijven aan Koning Willem I – zelf een groot dierenliefhebber – waarin hij zijn ideeën uiteenzette en verzocht hem een uitgewerkt plan voor een hoofdstedelijke diergaarde te mogen toezenden. De koning zond het plan voor advies naar het gemeentebestuur en de gouverneur van Noord-Holland. De toenmalige burgemeester W.D. Cramer wenste het initiatief niet te ondersteunen omdat ‘er veel belangrijker, noodzakelijker en min gevaarlijker bemoeijingen waren, dan die met ene diergaarde, waarvan de oprigting in deze stad of hieromtrent hem geenszins geraden voorkwam.’
Hierop kwam de koning – vermoedelijk zijn eigen gevoelens geweld aandoend – met een negatief advies. Toen het Genootschap (opgericht op 1 mei 1838) 25 jaar bestond werd Westerman – die toen erelid was van 16 geleerde genootschappen – een erebeker ten geschenke gegeven, waaraan ook de Prins van Oranje en Prins Frederik hadden bijgedragen. Ook de mede-oprichters van Artis de commissionair J.W.H. Werlemann en de horlogemaker J.J. Wijsmuller – de drie W’s – moeten met ere worden genoemd.

Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Artis, in 1863, schonk de tekenaar Willem Hekking jr. (1825-1904) oprichter-directeur Westerman een fraai herinneringsalbum. Het bevat 26 aquarellen van zijn hand met gezichten in de tuin en is voorzien van een rood fluwelen band en zilveren beslag. Hekkings genereuze cadeau werd ingegeven door zijn vriendschap met Westerman en zijn bewondering voor hetgeen in de loop van 25 jaar op Artisbodem tot stand was gebracht. De kunstenaar had die ontwikkelingen van nabij meegemaakt, onder andere als beheerder van het Etnografisch Museum van Artis.Zeker destijds had de tuin een romantische, parkachtige aanleg en bevatte diverse tot de verbeelding sprekende dierverblijven. Hekking mag gezien worden als degene bij uitstek die dat negentiende-eeuwse voorkomen voor het nageslacht heeft vastgelegd. Zijn album documenteert het veranderende aanzicht van de tuin gedurende de eerste 25 jaar van zijn bestaan. Voor diverse publicaties van Artis, waaronder de Jaarboekjes, vervaardigde Hekking illustraties. Enkele fraaie ontwerpen daarvoor zijn in het herinneringsalbum terug te vinden. Hekking droeg het album met de volgende woorden op aan zijn vriend Westerman:
Niet vruchtloos heeft uw voet het rijk der aard betreden;Vertrouweling der Natuur, voeg haar trezoor U aan;En, zaâm’lend, Amstels grond herscheppend tot een Eeden,Deedt Gij Gods wondermagt van duizenden verstaan!Een grootsche Stichting rees! – Veel, wat in zwoelte & stormenStaag worst’lend werd gewrocht, verdween. – De teekenstiftWordt weêrklank van het verleên en toovert de oude vormenweêr voor huns scheppers oog, als waâr het geheugen ’s schrift!Hij, die deéz hulde brengt, zal U geen wierook plengen,Zijn Eerbied werd ontzag; zijn achting liefde schier,Hij kent U; – maar de ideé een bloemkrans U te brengenWaarin “vergeet uw niet”, maakt hem als kunstenaar fier!

Gerard Frederik Westerman en zijn broer Johannes Casparus namen enkele jaren voor de oprichting van Artis nog deel aan de Tiendaagse Veldtocht tegen de opstandige Belgen. Van het afscheid van de beide broers in het uniform van de Vrijwillige Schutters van hun vader Marten Westerman is een prent bekend, waarin Westermans’ jongere broer reeds zeer bleek ingekleurd staat afgebeeld. Volgens ‘Het Amsterdamsche Geslacht Westerman’ sneuvelde Johannes Casparus op 12 augustus 1831 voor het beleg van Leuven als Vrijwillige Koninklijke Jager.
Door smart overmand schrijft Marten Westerman de volgende dichtregels, waarin hij zijn gesneuvelde zoon herdenkt:

O mogt ik, eer ge in smaad en hoon
Verzinkt mijn Vaderland!
Zoo sterven als mijn dierbre zoon,
Zijn wapen in de hand!

Gerard Frederik zou later een zoon naar zijn gesneuvelde broer vernoemen, want in 1839 mag de kleine Westerman de eerste steen leggen voor het nieuwe ledenlokaal: ‘Een jaar had thans de inrigting bestaan, en het scheen, dat bij de ontwikkeling der natuur, ook nieuwe bouwstoffen voor haren tempel werden aangebragt.
… en toen de schoone Meidag daar was, waarop de eerste steen zou worden gelegd voor de eerste zalen van wetenschappelijke strekking, toen waarlijk scheen het een feest, door velen rijkhalzend tegemoet gezien. Johannes Casparus Westerman, het vierjarig zoontje van den onvermoeid ijverigen commissaris, viel het ten deel dit plegtige werk te verrigten, gevolgd door deze regelen in zijnen naam:

Mijn kinderhandje, zwak en kleên,
Lag op deez’ grondvest d’eersten steen
Van’t fraai gesticht, uw welbehagen,
Waarop eens d’Amstel roem moog’ dragen.

Blad van Natuurmonumenten al gelezen?

L.S.
Graag attendeer ik u op de volgende onvolkomenheid in een reclame uiting zoals ik die aantrof op pag. 16 in het blad van de Vereniging Natuurmonumenten (nr. 4, 2005).
Op de schitterende foto figureren 2 dieren, een klapekster en een kikker, beide inheemse dieren die onze bescherming beslist nodig hebben om te kunnen overleven. Het lijkt alsof ze in een prettige onderlinge verstandhouding verkeren, maar niets daarvan. De klapekster heeft de kikker gevangen en op een doorn gespietst. Mannetjes klapeksters adverteren op deze manier hun capaciteiten als echtgenoot en vader, als kostwinner dus.
In de paartijd doen veel mannen en mannetjes namelijk niet anders dan zich uitsloven om flinker en sterker te lijken dan de hun seksegenoten en in de smaak te vallen bij de vrouwen en vrouwtjes. Door een uitbundig verenkleed en andere ornamenten, zoals bij voorbeeld weelderige manen, een groot gewei of hoorns, zang, dans of zelfs het aanbieden van voedsel proberen ze de andere sekse duidelijk te maken: ‘kies vooral mij en niet voor die sukkels’. Vrouwtjes houden zich doorgaans rustig en zijn meestal minder kleurig en uitbundig.
Wat dat betreft is de mens bijzonder omdat bij ons beide seksen zich ‘sieren’ met bijzondere kapsels, piercings en merkkleding. In disco’s zijn meisjes vaak nog actiever dan jongens, maar een … (eerste?) cola, frietje, of zelfs een etentje, komt meestal weer van de jongen; mogelijk in de hoop dat zij de rest van haar leven voor hem kookt…
Verleiden met voedsel is ook bekend in het dierenrijk. Zo slooft het mannetje renkoekoek uit de woestijnen van Noord en Midden Amerika zich uit om zijn favoriete wijfje in te palmen met een hagedisje of insect en verzamelt de mannelijke dwergchimpansee lekkernijen om de prinses van zijn dromen tot paring te bewegen. Onze inheemse klapekster uit uw advertentie adverteert zijn geschiktheid als partner met muizen, insecten en kikkers geprikt op doorns.
De begeleidende tekst in reuzenletters boven de foto ‘U een kans – Zij een kans’ zet de lezer echter op het verkeerde been. Als zij duidt op meervoud en op de kikker én de klapekster slaat, is de eerste – hier gespietst op een doorn – bepaald kansloos. Niet voor niets heet de vogel in het Duits: Raubwürger. Zij slaat vermoedelijk ook niet op de vogel want het zijn doorgaans de mannetjes klapekster die in een dergelijke pose worden aangetroffen.
Maar waar het natuurlijk allemaal om draait is duidelijk: mannetjes moeten altijd maar weer laten zien dat ze in staat zijn een vrouwtje met jongen te ‘onderhouden’.

Is Gretta Duisenberg soms gek geworden?

Gretta Duisenberg: ‘De Joden annexeren Amsterdam’ (De Telegraaf, 10 november 2005)

Lieve Gretta,
Als oud Artisdirecteur heb ik jouw gedrag en vooral je uitspraken, altijd met belangstelling gevolgd. Natuurlijk ben ik behept met enige beroepsdeformatie, je onstuimige levensloop werd dan ook zwaar ingekleurd door een biologische bril. Van pril verpleegkundige naar een huwelijk met een dubbele naam, de internist Bedier De Prairie, was in jouw geval evolutionair psychologisch dan ook even voorspelbaar als de overstap naar de invloedrijke politicus Hans van Mierlo. Maar ook onze Hans werd weer vervangen door de gefortuneerde topman Wim Duisenberg met zijn riante woning in Amsterdam-Zuid. Een mens wil immers hogerop.
Een vergelijking met de fascinerende prieelvogels (Ptilonorhynchinae) uit Australië en Nieuw Guinea dringt zich dan ook onweerstaanbaar op. Mannelijke prieelvogels namelijk, bouwen voor de continu calculerende prinses(sen) van hun dromen ingewikkelde soortspecifieke bouwsels van takjes – vaak gevaarlijk lijkend op de bouwsels bij het Joodse Loofhuttenfeest – en decoreren die uitbundig met bloemblaadjes, vlindervleugels en gras. Gebruik van de kleuren groen, wit, rood en zwart is daarbij niet ongebruikelijk. Er zijn bouwsels waar zelfs munten, sieraden, zilver en autosleutels in waren verwerkt! Je was vast en zeker al bekend met het feit dat de bouwsels slechts fungeren als arena ter demonstratie van de sociale status en welstand van de bezitter. Nestelen en het grootbrengen van de jongen doen de vrouwtjes – in jouw geval zelfs daarvóór – namelijk elders. Soms bekruipt mij zelfs het onstuitbare gevoel dat je de prieelvogel als ‘role model’ voor ogen hebt gehad. Want ook in hun tuin geldt: hoe minder kleurrijk het uiterlijk van het mannetje, des te groter, complexer en rijker gedecoreerd zijn prieel. En te verwachten, vanzelfsprekend gaat ook hier de voorkeur uit naar een oudere levenspartner. De vergelijking kan zelfs nog verder worden doorgetrokken – ook dat komt bij onze soort volop voor: de hoogst in rang staande mannetjes slopen het bezit van minder dominante soort- en seksegenoten en confisceren de waardevolle versierselen ter verhoging van de eigen status, macht en invloed op de andere sekse.
Ten slotte mijn advies waar je vast en zeker op wachtte: nu de buit binnen is moet je eindelijk eens van je wel verdiende rust gaan genieten. Daarom begrijp ik die uitspraak van je ook niet in het TV programma ‘Het Zwarte Schaap’: “De Joden annexeren Amsterdam”?
En ik altijd maar denken dat het de fietsers, de stadsduiven en taxichauffeurs waren.
Niet onwaarschijnlijk dat ik morgen voor de tweede keer in mijn leven moet onderduiken.

Even een welgemeende waarschuwing

Onlangs was ik de hele dag met mijn schoonvader in het Endemol bolwerk in Aalsmeer. Mijn schoonvader doet al jaren mee in de Postgirocodestaatsloterij en zo, en was daarom met mij – samen met 998 andere gelukkige vaderlanders – te gast bij Linda de Mols’ miljoenenjacht. In principe kon je er 5 miljoen gulden opstrijken, maar ons bracht het slechts doorgezeten achterwerken en een zwakzinnige dag vol veel fileleed. Maar, en dat moet toch ook worden gezegd: het Haarlemmermeerringvaart lunchbuffet met bijpassende muzikale omlijsting, 30 minuten stationair roken in de geobstipeerde parkeergarage, de fles drank in oranje feestverpakking en postcodegiroparaplu maakten veel goed. Maar de grenzenloze onbenulligheid van de show brak alle records.
Vanzelfsprekend waren we erg geïmponeerd door de showgroep hooggelaarsde, kortgerokte geblondeerde kippen met genummerde koffertjes. Dat bleek later dan ook een erg belangrijk onderdeel van de dag. Ondanks dat er een uitvoerige schriftelijke en mondelinge uitleg werd gegeven bij alles wat ons de komende uren te wachten stond aan spelrondes, prijzen en spontaan geregisseerd applaus en gejuich kreeg ik de indruk dat wij de enigen waren die er geen bal van begrepen. Het klinkt wat narrig allemaal natuurlijk – waarschijnlijk omdat ik niet met een miljoentje of wat naar huis kon – maar wel alle lof voor Linda. Jammer dat ze haar bijzondere talenten op deze manier vergooit. Uitermate professioneel en ongelofelijk enthousiasmerend. Het had maar weinig gescheeld of ook wij waren zelfs in de wave gegaan en hadden ritmisch in onze handen geklapt. Maar toch platzak retour dus. En dat terwijl ik me nog zo goed had voorbereid: bij de kapper, in de wachtruimte van het Chinese restaurant in Monnickendam, in de rij bij Albert Heyn: alle Privé’s, Story’s, Actueels e.d. door gebladerd, alle nonsens, roddel en achterklap uit m’n hoofd geleerd over André Hazes, de bedroefde Rachel, hun kleine Dré en zijn ex Annie Dijkhuis. Ook ben ik niet meer te verslaan op Goede Tijden, en dat geldt evenzeer voor Slechte Tijden. Heb me natuurlijk bovenal verdiept in enkele topvoetballers en andere seksschandalen, recente liquidaties en autocoureurs, en vooral in de escapades van de Braakhovens, enkele spraakmakende Grote Graaiers en kokhalzende politici. De vraag over minister Hoogervorst had ik dan ook geheel goed en wist zelfs de betekenis van de woorden pleisteren in relatie tot kraanvogels en negligé, waarvan de connotatie me op het ‘moment suprême’ helaas ontging. Maar daarna gingen we weer diep door het stof toen ik niet op de naam van Marco van Basten kwam bij de combinatie: voetbal, regenworm en vrouw, nog nooit had gehoord welk rijwielmerk Jantje Smit bereed en zelfs niet wist dat Marjan Timmer – geheel toevallig overigens – met een mijnheer Timmer getrouwd bleek.
Vol schaamte daarom, maar wel een bijzondere ervaring rijker slopen mijn schoonvader en ik na afloop weg. Bekenden kwamen we gelukkig niet tegen. Ook waren we niet de oudste deelnemers. Pas tegen acht uur waren we weer thuis. Over brandend maagzuur, getraumatiseerde trommelvliezen en gekmakende lichteffecten wil ik het verder niet hebben.
Laat het een waarschuwing zijn.

Waarschuwing

Waarde Lezer,

Eergisteren was ik de hele dag met mijn schoonvader in het Endemol bolwerk in Aalsmeer. Mijn schoonvader doet al jaren mee in de Postgirocodestaatsloterij en zo, en was daarom met mij – samen met 998 andere gelukkige vaderlanders – te gast bij Linda de Mols’ miljoenenjacht. In principe kon je er 5 miljoen gulden opstrijken, maar ons bracht het slechts doorgezeten achterwerken en een zwakzinnige dag vol veel fileleed. Maar, en dat moet toch ook worden gezegd: het Haarlemmermeerringvaart lunchbuffet met bijpassende muzikale omlijsting, 30 minuten stationair roken in de geobstipeerde parkeergarage, de fles in oranje feestverpakking en postcodegiroparaplu maakten veel goed. Maar de grenzenloze onbenulligheid van de show brak alle records.
Vanzelfsprekend waren we erg geïmponeerd door de showgroep hooggelaarsde, kortgerokte en zeer geblondeerde kippen met genummerde koffertjes. Dat bleek later dan ook een erg belangrijk onderdeel van de dag. Ondanks dat er een uitvoerige schriftelijke en mondelinge uitleg werd gegeven bij alles wat ons de komende uren te wachten stond aan spelrondes, prijzen en spontaan applaus en gejuich kreeg ik de indruk dat wij de enigen waren die er geen bal van begrepen.
Het klinkt wat narrig allemaal natuurlijk – waarschijnlijk omdat ik niet met een miljoentje of wat naar huis kon – maar wel alle lof voor Linda. Uitermate professioneel en ongelofelijk enthousiasmerend. Het had maar weinig gescheeld of ook wij waren in de wave gegaan en of hadden ritmisch in onze handen geklapt. Maar toch platzak retour dus. En dat terwijl ik me nog zo goed had voorbereid: bij de kapper, in de wachtruimte van het Chinese restaurant in Monnickendam, in de rij bij Albert Heyn: alle Privé’s, Story’s, Actueels e.d. door gebladerd, alle nonsens, roddel en achterklap uit m’n hoofd geleerd over André Hazes, de bedroefde Rachel, hun kleine Dré en zijn ex Annie Dijkhuis. En ik ben ook niet te verslaan op Goede Tijden, en dat geldt evenzeer voor Slechte Tijden.
Heb me natuurlijk bovenal verdiept in enkele topvoetballers en andere seksschandalen, recente liquidaties en autocoureurs, en vooral in de escapades van de Braakhovens, enkele spraakmakende Grote Graaiers en kokhalzende politici. De vraag over minister Hoogervorst had ik dan ook geheel goed en wist zelfs de betekenis van de woorden pleisteren in relatie tot kraanvogels en negligé, waarvan de connotatie me op het ‘moment suprême’ helaas ontging.
Maar daarna gingen we weer diep door het stof toen ik niet op de naam van Marco van Basten kwam bij de combinatie: voetbal, regenworm en vrouw, nog nooit had gehoord welk rijwielmerk Jantje Smit bereed en zelfs niet wist dat Marjan Timmer – geheel toevallig overigens – met een mijnheer Timmer getrouwd bleek. Vol schaamte daarom, maar wel een bijzondere ervaring rijker slopen mijn schoonvader en ik na afloop weg. Bekenden kwamen we gelukkig niet tegen.
Pas tegen acht uur waren we weer thuis. Over brandend maagzuur, getraumatiseerde trommelvliezen en gekmakende lichteffecten wil ik het verder niet hebben.
Laat het een waarschuwing voor jullie zijn.

Heeft seks invloed op sportprestaties?

Waarde Vriend,

Naar aanleiding van je vraag of seksuele gemeenschap voor een belangrijke sportwedstrijd de prestaties beinvloedt (het denken er over i.i.g. wel!) het volgende.
Ik moet je teleurstellen, ik weet weinig van de invloed van seks op sport en omgekeerd. In ieder geval zou ik seks tijdens het balspel willen ontraden, dat geldt zeker voor de doelman.
Maar ook een buitenspeler met zijn voetbalbroek op de enkels is natuurlijk geen partij (voor de eigen sekse). Ik zou daarom een voetbalrokje in plaats van een voetbalbroek aanraden. Alleen, het gevaar voor blaasontsteking ligt natuurlijk wel op de loer.

Onlangs las ik nog een wetenschappelijk onderzoek over de invloed van handballen op het liefdesleven, maar de resultaten bleken niet significant te verschillen van die van korfbal. Met dien verstande, dat de spelregel moet worden gehandhaafd, dat de heren de dames niet mogen dekken in het veld en tijdens het scoren geen lichamelijk contact geoorloofd is(?). In feite is seks nog het minst van invloed op het polsstok hoogspringen, mits de ondergrond verend is en de polsstok lang genoeg en vooral flexibel. Vooral voor het edele golfspel wil ik je waarschuwen: bij laag overvliegende ballen, ga dan direct in dekking in de hole.
Ten slotte, vooral voor kaatsers geldt in de kleedkamer: wie kaatst kan de bal verwachten. Naar mijn mening heeft de GG&GD hierover onlangs nog een indringende folder uitgebracht.

In het dierenrijk is het in ieder geval belangrijk te weten, dat de leidende bok, stier of hengst van de harem de gehele paartijd topsport bedrijft. Tussen de dekkingen door doet hij namelijk niet anders dan andere wellustelingen van zijn vrouwen afhouden. Dus niet alleen is het continu rennen en vechten geblazen, maar moet hij ook nog eens een aantal dames te grazen nemen. Bij sommige soorten in het dierenrijk presteren onze seksegenoten het om zo’n 50 keer en meer gemeenschap te hebben. Dat is dunkt me al een sportieve prestatie op zich.
De sporter uit het mensenrijk heeft slechts te maken met die ene wettige echtgenote. Een fluitje van een cent dus. Je kunt dat haast geen sport meer noemen.

Nou Ko, ik denk dat je hier voorlopig wel mee vooruit kunt (voorzichtig op de evenwichtsbalk!).

Sportieve groet,

Maarten Frankenhuis.

NB Met tennis en volleybal is seks overigens goed te combineren, als je tenminste het net horizontaal plaatst. Maar dat wist je vast wel.