Verouderen dieren eigenlijk ook?

De zorg voor het nageslacht – ouderzorg – is de hoeksteen van het dierenrijk en het mensenrijk. Grootouderzorg daarentegen is uiterst zeldzaam. In ons geval echter, lijkt het van belang voor het overleven van de soort. Daarom overlijden wij niet in aansluiting op ons werkzame leven of na het afscheid van de laatste eicel en ‘menopauzeren’ dat het een lieve lust is. En niet zonder reden, divers onderzoek laat zien dat de overlevingskansen van ons nageslacht wordt vergroot door het bezit van intacte grootouders. Voor olifanten, walvissen en gorilla’s geldt mogelijk het zelfde. De meeste wilde dieren ovuleren tot aan hun dood, veelal veroorzaakt door divers roofgedierte en barre milieuomstandigheden. In het geval van landbouwhuisdieren wordt het einde bespoedigd door onze culinaire behoeftes. Beide categorieën echter, vallen op hoge leeftijd vooral ten prooi aan aandoeningen als tumorvorming, osteoporose, artritis, hart- en vaataandoeningen, diabetes, lenscataract, doofheid, evenwichtsstoornissen, traagheid, vergeetachtigheid (verlies van aangeleerd gedrag), schildklier- en nierafwijkingen en voedingsdeficiënties. Bij honden wordt echte dementie geconstateerd, gekenmerkt door verregaande desoriëntatie en verwardheid.
Verzorgers en dierenartsen worden vaak op het verkeerde been gezet, omdat hun patiënten – met name wilde dieren – hun kwalen tot het bittere einde verborgen weten te houden. Het tonen van kwalen, ongerief en zwakte maakt de kans groot, dat het zieke dier uit de groep wordt gestoten of achter gelaten. In het geval van potentiële prooidieren, valt het als eerste ten offer aan predatoren.

De oorlogsbelevenissen van Hartog W. (geb. 1 juli 1922 te Amsterdam)


Datum en plaats interview: woensdag 7 januari 2009 bij de heer W. thuis

De uit Joodse ouders geboren Hartog W. komt uit een gezin van 15 kinderen (vier na oudste) en woonde aan het Waterlooplein tegenover de Moses en Aron kerk. Op het Waterlooplein en in de omgeving woonden vrijwel uitsluitend Joden.
Moeder stond met tweedehands spullen (negotie) op het Waterlooplein en vader had een eigen werkplaats voor stofzuigers, waar hij uit onderdelen van sloopstofzuigers ‘nieuwe’ maakte.
Hartog ging direct na de lagere school aan het werk op een confectie atelier voor een leerling loon van fl. 1,50 per week.

Arrestatie familie W.
De familie, evenals de hele Joodse gemeenschap, werd door de Duitse inval overrompeld. De oproep van de Nederlandse regering in het voorjaar van 1940 om toch vooral rustig te gaan slapen galmt ook nu nog na in de oren van Hartog.
Zijn zuster met haar beide baby’s en de hele familie, incl. vader en moeder, werden ergens in november 1942 met een overvalwagen van huis opgehaald. Achttien personen in totaal!
Hartog was op dat moment thuis en had zijn rugzak al gepakt om mee te gaan, maar zijn vader zei: ‘jij blijft hier, misschien kun je ooit wat voor ons doen’.

Hartog stond merkwaardigerwijs niet op de arrestatielijst, waarom begreep niemand. Hij mocht dan ook niet mee en bleef alleen thuis nadat de familie was weggehaald. De Nederlandse politie, NSB-ers en een Duitser, die de familie van huis haalden zeiden, dat hij moest blijven, omdat hij niet op de lijst stond.
Later bleek dat zijn 80 jarige grootvader ook in de overvalwagen zat.
Hartog werd door buurman Maup Caransa nog onderdak aangeboden, maar ging liever naar zijn tante en oom. Van november 1942 tot aan de bevrijding is hij in principe steeds – behalve de onderbrekingen in Artis – bij zijn christelijke tante en joodse oom (5 kinderen) gebleven aan de Nieuwe Nieuwstraat.

Onderduik Hartog W.
Hartog moest enkele keren, als het te gevaarlijk werd, weg bij zijn tante en oom.
Met name door het verraad door de beruchte Ans van Dijk, verraadster van Joden (zelf ook Joods!). Ans van Dijk – gefusilleerd na de oorlog – had een hoedenwinkel op de Nieuwendijk, bij de HEMA.
Tante kocht wel eens een hoedje bij Ans van Dijk.
Ans liep ooit op straat met haar vriendin (ze was lesbisch) en zei tegen tante dat haar joodse vriendin Branca Simons een adres zocht. Tante heeft haar toen binnen gehaald en daar probeerde Ans de kleine kinderen uit te horen over wie er nog meer in huis was.
Het heeft er alle schijn van dat Ans van Dijk hem toen heeft verraden.
Tante was namelijk kort daarna de stoep aan het dweilen, toen twee SD-ers over haar heen sprongen en naar boven renden. Hartog stond zich bij het fonteintje op de gang te wassen en verborg zich in de schuilplaats, die speciaal voor hem door zijn neef Andries was gemaakt. De SD-er zei tegen tante: ‘ hier moet een Jood wonen!’ ‘Ja’, zei tante: ‘mijn man is Joods en die zit binnen.’ Hartog ging naar snel boven de schuilplaats in. Oom werd toen meegenomen, vreselijk toegetakeld en half dood geslagen.
In feite alles door toedoen van Ans van Dijk.

Oom had nog 5 kinderen uit een eerste huwelijk met een Joodse vrouw. Toen de jongste dochter uit dat huwelijk, Lena – samen met Hartog – thee ging drinken bij haar vader, heeft een jaloerse christelijke onderbuurvrouw (verre familie) ze aangegeven.
Hartog en Lena werden daarop door NSB-ers opgepakt o.l.v. de zoon van de beruchte Koot (die later dood werd geslagen in een straatgevecht in de Jodenbuurt). Eerst werden ze naar het politiebureau Warmoestraat gebracht en elk in een aparte cel gestopt. Lena Polak huilde steeds om haar moeder, die toen al in Westerbork zat. De volgende ochtend werden Hartog en zijn nicht Lena naar de Euterpestraat gebracht. Hartog kreeg de opdracht van de SD om terug te gaan naar zijn huis op het Waterlooplein. Lena ging op transport naar Westerbork en kwam niet meer terug. Tante heeft Hartog daarna opgehaald uit het ouderlijk huis aan het Waterlooplein en hem meegenomen naar haar huis.

Hartog opnieuw gearresteerd
Voor de oorlog was de gedachte niet opgekomen om te vluchten voor het dreigende Nazi gevaar: daar werd gewoon niet aan gedacht, de familie was straatarm dus er was toch geen geld voor zo’n reis en ook de kennis ontbrak.

Hartog heeft nog geprobeerd naar België uit te wijken, maar werd in Berg op Zoom op 100 meter van de grens in de kraag gegrepen en gefouilleerd. De Rijkswacht vond daarbij een foto van een nichtje, die er duidelijk Joods uitzag. De man heeft in een mild gebaar Hartog weer op de trein gezet naar Amsterdam.
De familie was dolgelukkig dat hun neef weer veilig terug was. Intussen heeft Ans van Dijk er voor gezorgd, dat tante en oom van huis werden gehaald. Tante moest zich dagelijks melden aan de Euterpestraat, waar ze voortdurend werd ondervraagd over haar neef Hartog.
De SD zei, dat een Jodin het hun had verteld, waarop ze Ans van Dijk binnenhaalden, die een stoel kreeg aangeboden en met onderscheid werd behandeld.
Toen tante haar beschuldigde zei Ans, dat de mensen zoveel zeiden over haar, maar dat er niets van waar was.
Oom hoefde, als gemengd gehuwde, niet naar een concentratiekamp, maar moest wel worden gesteriliseerd. Vermoedelijk aan de complicaties van die onzorgvuldig uitgevoerde operatie is hij op 77 jarige leeftijd overleden.

Wel is Hartog nog een keer met zijn christelijke neefje Appie S. naar de bioscoop geweest. De Grüne Polizei kwam in de zaal de persoonsbewijzen controleren – Hartog had goede (vervalste) papieren en kon gaan. Appie stond in de gang van de bioscoop met de Grüne. Tante heeft hem toen het persoonsbewijs van Hartog gebracht – ze hebben niets van de verwisseling gemerkt. Maar neef Appie kreeg voor straf wel drie maanden zware dwangarbeid in Duitsland. Hartog heeft toen via het verzet een nieuw persoonsbewijs onder de naam Gerrit de Bruin gekregen en ook nieuwe bonnen.
In die periode ging Hartog om met een buurmeisje van tante en kon makkelijk via de verbinding tussen de zolders naar haar toe voor een kopje thee.

Onderduik in Artis
Andries, de oudste zoon van tante Polak, was oppasser in Artis (100 procent christelijk, kind uit haar eerste huwelijk, gescheiden van een NSB-er). Piet, een andere neef, werkte ook in Artis maar in het Aquarium.
Begin 1944 kwam Hartog via neef Andries, die werkzaam was in Artis, via de zij-ingang (Vogelhuis) de tuin binnen. Neef Andries heeft er ook zijn toekomstige vrouw gevonden. Hij zag eens een huilend Gronings meisje (Annie F.) op een bankje zitten in Artis, die voortdurend door haar werkgever werd lastiggevallen, troostte haar en nodigde haar uit bij hen te komen wonen.
Andries is er nog in de oorlog mee getrouwd en ze hebben 4 kinderen gekregen.

Hartog is op drie verschillende perioden in Artis ondergedoken geweest – geblondeerd natuurlijk. In totaal schat Hartog moeten het 6 maanden zijn geweest. Hartog werd ’s avonds naar Artis vervoerd, het laatste deel in de Plantage Doklaan met een jute zak over zijn hoofd, zodat hij niet wist op welke manier en waar hij de dierentuin was binnengekomen. In de periode dat Hartog in Artis zat ondergedoken kwam hij natuurlijk ook niet buiten de tuin.
Verder is hij nog zes weken achter elkaar bij een groep van 19 Chinezen (pindaverkopers) ondergedoken geweest.

In de Hongerwinter hielp Hartog zijn neef Andries, liep o.a. met een kruiwagen met vlees naar de roofdieren en deed alsof hij een hulpje was van de oppassers. Hartog mocht ook de condors voeren en nog meer dieren. Werkte er alleen met zijn neef – geen andere oppassers – en kon zich niet herinneren toen in het Apenhuis te zijn geweest. Er was nog één krokodil, die heeft hij wel eens gevoerd. In die periode is ook een olifant overleden, die eerst in stukken gesneden moest worden om het kadaver af te kunnen voeren.

De onderduikperiode van Hartog viel in de Hongerwinter. Op sommige dagen waren er alleen wortels en uien.’s Nachts kwam Hartog niet in de tuin.
Andere oppassers lieten niets merken dat zijn aanwezigheid hen vreemd voorkwam en ook baas Van der Groep hield zijn mond.
Volgens Hartog was er onder het personeel één NSB-er.

Hartog sliep in het keukentje van het Vogelhuis. Er waren daar veel kakkerlakken, die werden wel eens aan de krokodillen gevoerd net zo als gevangen muizen en ratten. In de Hongerwinter zijn ook veel ganzen, kippen, duiven en eenden gestolen door hongerige Amsterdammers.
Hartog sliep in een stretchbed – een soort veldbed – in het keukentje (lekker warm). Het bed werd overdag werd natuurlijk opgeklapt en verborgen: ‘Ik sliep er vermoedelijk onder een oude paardendeken en een dikke jas (het was geen Krasnapolsky…).’

Eten maakte neef Andries zelf op de salamander (soort kacheltje) in het keukentje. Dat eten bestond voornamelijk uit wortels, uien, resten brood (zelf gebakken), stroop van op de kachel uitgekookte suikerbieten, Andries nam resten varkensvoer mee naar huis met rattenkeutels en daar werd dan brood van gebakken door tante. Een keer stond vlees van een gestorven wisent op het menu (vreselijk taai). Verder nooit vlees gegeten. Hartog was zo mager als een lat.
Er werd voornamelijk water gedronken en heel soms ‘ersatz koffie’.
Wassen deed ik in keukentje en daar was ook een WC voor de oppassers.

Tante kocht boeken voor Hartog en bij het licht van een waxinelichtje (olie in een glaasje) werd er in het keukentje gelezen. Andries heeft niet alleen de foto’s, maar ook alle boeken, die tante had gekocht, meegenomen naar Australië.
Er was voor hem een verbergplek in Artis als er gevaar dreigde: een soort kast, maar hij heeft die nooit hoeven gebruiken.
Hartog verliet Artis na zo’n onderduikperiode – als alles weer veilig was bij tante en oom – geholpen door een voortreffelijk vals persoonbewijs.
Hartog benadrukt, dat hij beslist een prettige tijd in Artis heeft gehad.

Andere onderduikers
Hartog had wel het vermoeden dat andere bezoekers van Artis Joods waren, mogelijk onderduikers – zwaar geblondeerd – maar iedereen zweeg. Loslippigheid kon fataal zijn. Er zaten, zo begreep Hartog, ook Joodse onderduikers onder het Aquarium.
Tante ging met neef eten brengen aan zijn elders ondergedoken joodse nichtjes Doortje en Wallie, die later ook door Ans van Dijk werden verraden. Neef Andries kwam nog een keertje terecht in Oranjehotel en kwam levend terug. Hartog heeft in die tijd weinig Duitsers in Artis gezien, ze liepen vaak met een meisje aan de arm te wandelen in de tuin.
Hartog, die geblondeerd met een petje rondliep, is nooit argwanend aangekeken.
Collega oppassers wisten ook wel dat er joodse onderduikers in de tuin waren, met name een tweetal zwaar geblondeerde vrouwen waren opvallend.
Dierentuin Artis gaf écht bescherming aan de Amsterdammers, dat wilde Hartog wel eens duidelijk hebben gezegd. Maar voor de ambtenaren van het Bevolkingsregister, die hun uiterste best deden om het vervalsen van persoonsbewijzen zo moeilijk mogelijk te maken, niets dan diepe minachting.

Na de bevrijding
Hartog: ‘Op Bevrijdingsdag konden we weer voor het eerst op straat – ik was een paar jaar niet op straat geweest – en gingen met tante en oom en hun kinderen naar de Dam en dansten daar op het plein. Plotseling werd er vanuit de Groote Club op de feestende menigte geschoten. Ik heb nog nooit in mijn leven zo hard gerend. Het enige wat ik na de oorlog nog bezat was een oude broek, overhemd en jasje, natuurlijk alles helemaal versleten.’

Hartog ging na de oorlog elke dag kijken bij het Centraal Station naar de lijsten met overlevenden uit de kampen. Na de oorlog kwam nog een schoonzusje terug, kaal natuurlijk en Hartog herkende haar eerst niet. Zij is onvruchtbaar gebleven na geopereerd te zijn door Mengele. Later is ze getrouwd met de bekende Amsterdamse Joodse bokser Aron Pach.
Hartog heeft nog wel gedacht over emigreren, maar besloot in Amsterdam te blijven. Hij wilde thuis zijn voor het geval zijn ouders, broers en zusjes toch nog zouden terug komen. Zo verging het veel onderduikers en overlevenden uit de kampen.

Na de oorlog is Hartog nog vijf jaar als pleegkind bij een familie Knoop (familie van Hans Knoop) in huis geweest. Hij ging aan het werk bij de juwelier Bouwmeester op de Heiligeweg, werd een goede verkoper en heeft er 20 jaar gewerkt. Daarna heeft hij zelf een juwelierszaak overgenomen van de heer Vorst (familie van Opperrabbijn Vorst) in de Oudebrugsteeg 2. Hij dreef de zaak samen met een compagnon, werd drie keer overvallen door Surinamers en – mede daardoor – heeft hij na tien jaar de winkel verkocht.

Sinds die tijd geniet de heer W. een uitkering van de WUV, de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers 1940-1945, die financiële ondersteuning verleent aan personen (en hun nabestaanden) die in de oorlog zijn vervolgd.
Na de oorlog heeft Hartog nog gevraagd aan het Rode Kruis om overlijdensakten van de familie om de problemen rond de nalatenschap te kunnen afronden, maar dat kostte toen 18 x fl. 2,50 en zoveel geld had Hartog niet. Bij Bevolkingsregister (in Artis) bleek alles slechts fl. 2,50 te kosten!
Het levensverhaal van Hartog is verfilmd door Steven Spielberg.

Neef Adries is in ca. 1955 geëmigreerd naar Perth in Australië en heeft alle foto’s meegenomen. De enige herinnering van huis is een foto van zijn moeder, eigenlijk een vergroot pasfotootje, dat nu op de slaapkamer hangt.
Hartog: ‘ze hebben na de oorlog de hele Waterlooplein buurt platgewalst en de Joden kregen niet meer de kans om nog eens te zoeken naar herinneringen.
Een erfenis was er dus ook niet, wel een ‘Wiederguttmachung’ van fl. 400 (JOKOS) om wat kleren e.d. te kopen.
Hartog heeft aan de oorlog een grondige hekel over gehouden aan Duitsers, Polen en NSB-ers. Toen hij 3 of 4 jaar na de oorlog in Zantvoort zijn hondje uitliet, kwamen twee mannen met radio opname apparatuur en vroegen aan Hartog of hij het erg zou vinden als er weer Duitsers vakantie aan de Nederlandse stranden zouden komen vieren?
Hartog adviseerde hen de Duitsers dan maar in brand te steken, zoals het zijn familie was vergaan.

Brief aan Charles Darwin

Geachte mijnheer Darwin,

Uw Duitse tijdgenoot Goethe heeft ooit uitgeroepen: ‘Eerst Napels zien en dan sterven!’ Duidelijk blijkt hieruit, dat de heer Goethe de Galápagos eilanden nooit had bezocht, zoals schrijver dezes recent nog mocht beleven.
Het was een haast religieuze ervaring om in uw voetsporen de archipel te mogen betreden.
Wat voor een Moslim de Hadji naar Mekka is en voor een vrome Katholiek een audiëntie bij de Paus, zo voelde voor mij de ontmoeting met de Galapagos eilanden en haar flora en fauna. De indrukwekkende vulkanische eilanden, als Gotische kathedralen oprijzend uit de Grote Oceaan, ‘lavasculpturen’ als heiligenbeelden en de unieke en paradijselijke dierenwereld moeten voor een gelovig mens als u in het bijzonder, een emotionele ervaring zijn geweest.
Anderzijds, het ‘Woest en Ledig’ uit het Bijbelboek Genesis was soms wel zeer nabij.

Uw magistrale werk, dat ik vanaf nu dan ook graag Het Nieuwste Testament zou willen noemen, is ook bij uw tweehonderdste geboortedag en sinds de publicatie 150 jaar geleden nog altijd een van de meest besproken boeken aller tijden.
Het denkende deel der mensheid is blijvend vol bewondering voor uw standvastigheid en integriteit te midden van al het religieus geweld, dat rondom u en uw briljante en baanbrekende levenswerk losbarstte.

Mijn tijdgenoten realiseren zich ten volle, dat u met uzelf, uw naaste familie en de buitenwereld een titanenstrijd moet hebben gevoerd, omdat in uw tijd het Joods-Christelijke Scheppingsverhaal natuurlijk de enige en onaantastbare waarheid was. Een andere visie gold als pure blasfemie en had u tot een maatschappelijke paria kunnen maken.
U had de moed dat risico voor lief te nemen.
Het zal u goed doen te weten, dat uw publicatie ook aanleiding gaf tot een wereldwijde golf van bijval en bewondering, die nog lang niet is weggeëbd.

Ik weet niet of het u blij maakt, maar het oude creationisme uit Genesis lijkt zijn langste tijd te hebben gehad. Een nieuwe school van opportunistische gelovigen heeft geprobeerd God met uw evolutietheorie te verzoenen, maar gelukkig zijn de meeste van uw ‘volgelingen’ wars van alle religieuze bemoeienis.
Natuurlijk, er is absoluut niets mis met het bloemrijke ‘In den beginne …’, maar
in mijn beleving hebben godsdienst en wetenschap niets met elkaar van doen en zouden elkaar met rust en vooral in hun waarde moeten laten.
De Bijbel is een verzameling overleveringen van bijzondere cultuurhistorische waarde, maar het is geen bron van fundamentele en wetenschappelijke natuurhistorische kennis.

De Schepping uit het Bijbelboek Genesis en uw evolutieleer bijten elkaar natuurlijk niet. Het prachtige Scheppingsverhaal is een Goddelijke Openbaring voor de ene categorie gelovigen en een geloofsbelijdenis voor de andere. De evolutieleer is natuurlijke historie, wetenschap dus.
Het is dan ook spijtig te moeten constateren, dat een aantal gelovige wetenschappers zich, sinds het verschijnen van uw boek in 1859, volstrekt onnodig hebben lopen uitputten in het zoeken naar een synthese tussen de evolutieleer en Genesis. Op zoek naar hybriden tussen appels en kikkers.
Zo borrelde in de door twijfel geteisterde geesten van enkele gelovige wetenschappers het begrip ‘Intelligent Design’ op. In essentie: het ontstaan van bepaalde eigenschappen van levende organismen kan alleen worden verklaard als het werk van een intelligente ‘ontwerper’. Aanhangers van deze leer stellen dat een proces van natuurlijke selectie nooit in staat is werkelijk complexe systemen en levensfuncties stap voor stap te laten ontstaan. In hun beleving moeten alle onderdelen eerst aanwezig zijn, voordat er een selectief voordeel is. Als voorbeelden worden doorgaans genoemd het ontstaan van het leven (waarover zich u overigens nooit heeft uitgelaten), deling van de lichaamscel, het bewegingsmechanisme van zaadcelstaarten en trilharen, de cascade van bloedstollingsfactoren, de anatomie van het oog en de werking van het immuunsysteem.
Bepaald interessant om te weten voor u: met name in de laatste decennia is van diverse van deze voorbeelden geheel of gedeeltelijk aangetoond dat deze wel degelijk eenvoudiger voorgangers hebben gehad of in eenvoudiger vorm nog steeds bestaan.
Men kan zich er blijkbaar niet mee verzoenen, dat nog niet alles is ontdekt.

Jammer dat sommigen het nodig vinden op deze wijze het prachtige Bijbelverhaal ‘Genesis’ te ontkrachten. Waarom geen bewondering voor de God die duizenden jaren geleden de Bijbel aan zijn volk dicteerde en tevens u heeft geïnspireerd?
Vernieuwers hebben het nu eenmaal niet gemakkelijk met de gevestigde orde. Daarin was Jezus u al voorgegaan.
Vandaar de kwalificatie Het Nieuwste Testament voor uw spraakmakende meesterwerk over het ontstaan der soorten.

In diepe bewondering,

Dr. Maarten Th. Frankenhuis
Oud directeur Artis
Voorzitter Raad van Advies Zodiac Zoos

‘Droomonderduik’; een kind in Artis (1942-1945)

‘Droomonderduik’ beschrijft de lotgevallen van het Berlijns joods jongetje Alfred Hirsch, dat na de verschrikkingen van het Kristallnacht pogrom op de trein wordt gezet naar familie in het veilige Amsterdam. Alfred is een opgewekt ventje, op dat moment zes jaar oud en op en top een dierenliefhebber. In Amsterdam ontpopt hij zich ook weer tot een enthousiast dierentuin bezoekertje.
Maar herfst 1942, als hij in de namiddag met zijn tante naar de uitgang van de dierentuin loopt, is er een razzia gaande. De twee worden net op tijd door een Artismedewerker in veiligheid gebracht in het Apenhuis. ‘s Nachts gaat zijn tante toch de stad in om te zien hoe het met haar man en kinderen gaat en wordt ook opgepakt. Van zijn eigen ouders heeft hij al jaren taal noch teken vernomen.
De nachtwaker brengt hem tijdelijk onder in de stookkelder, maar dat tijdelijk duurt tot enkele weken na de bevrijding. Pas dan keert de nachtwaker terug uit het ziekenhuis, waarin hij na een verhoor, vlak voor de bevrijding, is beland. Met de grootste omzichtigheid maakt hij weer contact met het onderduikertje, dat hij weliswaar dagelijks wat te eten bracht, maar sinds zijn komst in Artis om veiligheidsreden niet meer wilde zien.
De eerste dagen van zijn onderduik in Artis ‘leeft’ het ontredderde en eenzame kind van wat het hoort en ziet via de ventilatieopeningen in de buitenmuur van zijn kelder, daarna begint hij te zwerven door de donkere gebouwen en nog later door het hele park.
In zijn verschrikkelijke eenzaamheid en ontreddering leeft hij jaren in een wonderlijke fantasiewereld, waarin er wel heel bijzondere en dierbare contacten ontstaan met diverse Artisbewoners, dieren zowel als sculpturen.
De meeste steun en beste adviezen komen van Sultan, de muur-orang utan uit gips, twee antieke bronzen Boeddhabeelden, het monument ter ere van de oprichter van Artis, Westerman, en een tweetal hooghartige Franse jachthonden aan het eind van de Papegaaienlaan. Zij spelen samen met een aantal dieren de hoofdrol in de levensreddende fantasiewereld, die het kind weet te creëren om aan alle traumatiserende eenzaamheid en angst het hoofd te kunnen bieden.
Zo levensecht zelfs worden zijn Artisvrienden dat, hoewel het onderduikertje als wees na de oorlog een succesvolle carrière doormaakt en een harmonisch gezinsleven geniet, de oude Artiscontacten springlevend blijven.
Na zijn pensionering vindt hij eindelijk de rust zijn schoolschriftjes vol oorlogsherinneringen uit te werken. Beslist niet alleen, omdat zijn kinderen dat therapeutisch belangrijk vonden, maar vooral ook om de wereld er van te overtuigen, dat dieren meer kunnen zijn dan dier alleen en beelden onder bepaalde omstandigheden vaak meer inhoud hebben dan brons of steen…
Duidelijk moge zijn, dat voor het kind het dramatische afscheid van de meelevende dieren en beelden vol wijze lessen en adviezen, de bevrijding een zeker zo traumatisch gebeuren was als de onderduik in de dierentuin zelf.
Het afscheid viel trouwens de beelden vooral, zeker even zwaar.
Het verhaal speelt in het échte Artis uit de jaren ’42-’45, de gebeurtenissen deden zich voor in bestaande gebouwen en tuinen, de hoofdrolspelers zijn de dieren en beelden van toen en alles berust op werkelijke gebeurtenissen.