Wat is er met het Artisvarken in de Hongerwinter gebeurd?

De diefstal van een aantal kippen, eenden en ganzen en zelfs eens een heel varken van de Kinderboerderij waren illustratief voor de situatie in de stad. Schrijnend zijn vooral de ooggetuigenverslagen van de sterk vermagerde kinderen, die met hun dunne armpjes stukjes brood uit de apenkooien probeerden te halen en de smeekbeden van de hongerige Amsterdammers als het vlees van het voedselmagazijn over de Plantage Doklaan naar de roofdieren werd vervoerd. Zelfs niet geheel verbrande kooltjes werden door de omwonenden nog uit de as gezeefd voor hergebruik.

De geheimzinnige verdwijning het varken overigens beleefde rond de millenniumwisseling nog een verrassende ontknoping.
Op een goede ochtend verscheen het volgende mailtje in mijn in-box:

Geachte heer Frankenhuis,
Enige tijd geleden heb ik u ontmoet in de Koningszaal van Artis. Ik heb daarbij met u gesproken over het mysterie van het verdwenen varken uit de kinderboerderij en de rol die mijn schoonvader daarbinnen vervuld heeft.
U heeft mij daarbij aangegeven dat u het verhaal dat achter dit mysterie schuil gaat, graag zou willen horen. Wij hebben toestemming gekregen van mijn schoonvader om het verhaal op te schrijven en naar buiten te brengen.
Ik hoop dat het een beetje de emotie en het gevoel weergeeft die de diefstal, gezien vanuit die periode, rechtvaardigt.

In onze familie was het verhaal van het verdwenen varken in Artis al heel lang bekend. Eerst hoorde ik het als kind van mijn vader en later kon ik het verhaal zelf aan mijn kinderen vertellen. Voor ons een typisch “oorlogsverhaal”, voor hem een gebeurtenis uit een heel vervelende tijd, zijn oorlogsjaren.
De vermissing / diefstal van het varken heb ik een aantal jaren geleden in het Artis tijdschrift gelezen. Het werd beschreven als een raadsel dat nooit was opgelost. Nu weer kwam dit onderwerp tijdens de tentoonstelling over de oorlogsjaren van Artis in het nieuws.
Mijn oudste dochter zag tijdens een van haar bezoeken aan Artis op een deur van het varkenshok op de kinderboerderij een bordje hangen met daarop de vraag waarom een bepaald varken zo verdrietig was. Aan de achterzijde van dit bordje stond zoiets geschreven als: Omdat haar broertje door hongerige Amsterdammers was weggehaald. Zij vond het een aparte ervaring, dat zij het verhaal waarop werd gedoeld, al jaren kende.
Ik heb mijn vader gevraagd of ik dit nu, zoveel jaar na de oorlog bekend mocht maken.
Na diep nadenken vond hij het eindelijk goed.

Het verhaal is als volgt:
Mijn vader komt uit een groot gezin en het kostte mijn grootmoeder veel moeite om, zeker in oorlogstijd, alle kinderen van eten te voorzien. Mijn vader en zijn oudste broer hadden daarom het plan opgevat om uit Artis een varken te halen. Dit varken zou dan voor de eerste tijd weer voldoende eten opleveren.
Op een avond gingen zij met een hamer, zwart papier en een fles chloroform naar Artis. Dit naar Artis gaan was op zich al een gevaarlijke onderneming omdat na 20.00 uur niemand meer op straat mocht. Het gevaar bestond dat je door de Duitse bezetters werd opgepakt en naar Duitsland werd gestuurd.
De weg van de Nieuwmarktbuurt naar Artis verliep zonder problemen.
Ze klommen het hek van Artis over aan de zijde van de Plantage Middenlaan. In Artis zelf gekomen was er nog het probleem van de bewaking die lopend of met de fiets patrouilleerde. Daarnaast bestond ook nog de mogelijke ontdekking door mensen die in Artis waren ondergedoken.
Toen ze het varkenshok binnen waren gegaan blindeerden ze eerst met het zwarte papier het raam van het hok. Het was zo donker binnen dat je geen hand voor ogen zag en mijn vader moest met een zogenaamde knijpkat zijn broer bijschijnen.
Er waren twee varkens en ze wilden de grootste meenemen. Dit varken werkte niet bepaald mee en de chloroform was kennelijk niet van goede kwaliteit.
Mijn oom wilde toen met een hamer de kop van het varken inslaan. Op het moment dat hij dit deed viel de knijpkat door de zenuwen uit mijn vader zijn hand. Het varken werd wel geraakt maar niet goed genoeg en ging schreeuwen. In paniek werden er meer tikken met de hamer uitgedeeld.
Er was grote angst dat een bewaker de herrie gehoord zou hebben.
Dit bleek gelukkig niet het geval.

Nu kwam het tweede gedeelte van de moeilijke tocht, namelijk het varken naar hun ouderlijke woning brengen. Ze droegen het varken naar het hek aan de Plantage Middenlaan. Ze moesten het varken over het hek tillen wat niet direct lukte. Het bleef een paar keer aan de punten van het hek hangen.
Extra gevaarlijk waren de schijnwerpers die de Duitsers hadden geplaatst op de hoek van de Plantage Middenlaan en de Plantage Kerklaan. Deze schijnwerpers schenen op gezette tijden langs het hek.
Toen het lukte om het varken over het hek te krijgen hebben ze hem naar een schuilkelder gebracht aan de overzijde van Artis. Deze kelder lag onder een grasveld. Dit grasveld is er nog steeds en ligt naast het bejaardenhuis.

Om het dier naar huis te vervoeren hebben ze een handkar gehaald, het varken daarop gelegd en afgedekt met een doek.
Onderweg in de St. Antoniebreestraat zagen ze twee mannen in een portiek staan die naar hen keken. Dichterbij gekomen kwamen deze mannen naar mijn vader en zijn broer toe. De spanning was toen om te snijden. De mannen liepen naar de handkar tilden het doek op en keken naar wat er onder lag. Ze keken mijn vader en zijn broer aan en liepen daarna terug naar het portiek.
Mijn vader heeft nooit geweten waarom zij niets hebben gezegd en waarom ze hen hebben laten lopen. Hij kan het eigenlijk nog steeds niet bevatten waarom ze niet gepakt zijn.

Dit is het oorspronkelijke verhaal wat mijn vader mij sinds ik mij kan herinneren vertelde. Pas toen ik het verhaal voor de eerste keer in het tijdschrift “Artis” las, besefte ik wat mijn vader en zijn broer moeten hebben meegemaakt tijdens deze uit nood geboren “strooptocht”.
Ik hoop dat het archief van dit deel van de geschiedenis in oorlogstijd van Artis nu compleet is.

Lux Buurman & Ab van Overdam in Het Kleyne Huys (Den Haag)

Toespraak ter gelegenheid van de opening van de expositie van Lux Buurman en Ab van Overdam in Galerie Het Cleyne Huys (14 september 2008)

Veel toeristen die ons land aandoen weten zeker dat wij op het punt van zinken zouden staan als niet heel Holland omringd was door een dijk en dat er keihard wordt gepompt door windmolens om de klompen en de koeien droog te houden. In tijden van nood is er dan gelukkig Hans Brinker, die met zijn vinger een dreigende dijkdoorbraak weet te voorkomen. Daardoor is al dat moois – vooral in de vorm van dieren, landschappen en Hollanders als Ab & Lux – niet verloren gegaan en kon het in de Gouden Eeuw – in pakkende samenhang met onze bijzondere wolken – aan het schilderslinnen worden toevertrouwd.

Een traditie werd geboren.
Een traditie, die zich tot op dit moment wist te handhaven getuige het schitterende werk – nu geëxposeerd – van Lux Buurman en Ab van Overdam.

Een traditie ook, die een hoogtepunt bereikte in het Aards Paradijs van Jan Brueghel de Oude en Peter Paul Rubens.
En heel bijzonder: ook nu weer zien we een Aardse Paradijs van bijzonder formaat en kwaliteit.

Eeuwen geleden betrof het een samenwerking tussen twee beroemde Vlaamse schilders. Een eiken plank werd bestreken met een mengsel van krijt en lijm en vervolgens egaal grijs geschilderd. Jan Brueghel de Oude componeerde de inrichting, Rubens penseelde Adam en Eva op hun favoriete plek bij de boom met de slang en Breughel ten slotte completeerde het geheel met landschap, bomen en planten, luchten en dieren.
Een spektakelstuk waarin het beste van de twee schilders werd verenigd.
Vermeldenswaard – zeker in dit verband – is, dat Breughel en Rubens schuin tegenover elkaar woonden in de zelfde straat en het schilderij in de verschillende fasen van ontwikkeling en vervolmaking diverse keren van atelier wisselde.

Er is een parallel met de Aards Paradijs dat nu in Het Cleyne Huys hangt.
Ook hier werd een spektakelstuk in gezonde harmonie geschilderd met dien verstande, dat deze schilders in het zelfde atelier werkten en als het niet zo groot was geweest hadden ze de echtelijke sponde er niet voor hoeven te verlaten.

Ook in dit Aards Paradijs treft u een grote hoeveelheid exotische dieren aan, gecombineerd het huisdieren en landbouwhuisdieren.
Roofdieren als leeuwen, tijgers en luipaarden leven vredig samen met weerloze en smakelijke runderen en antilopen, schapen en zebra’s.
Dat onze huisdieren tussen de vijf en tienduizend jaar geleden waren voortgekomen uit wilde stamvormen was nog niet bekend.
Alle leven was immers ontstaan in de week van de Schepping.

Onze huisdieren kunnen het best worden omschreven als een groep dieren van een oorspronke­lijk wilde soort, welke zich al vele generaties genetisch gescheiden van haar wilde soortgenoten heeft voortge­plant. Zij is daarbij geheel afhankelijk van de mens voor wat betreft de plaats waar zij zich ophoudt, de hoeveelheid en soort voedsel welke zij toebedeeld krijgt, als de eventue­le deelname aan het voortplantingspro­ces en de keuze van de seksuele part­ner. Selectie, vaak onbewust, op extremen als grote koude en hitte, voedsel- en water­schaarste, hoge melk­gift, eiproductie en groeisnelheid, op jachtzin, waaksheid en vechtlust moet beschouwd worden als de basis van de uitbundige veelvormigheid aan huisdierrassen. Soms moeten esthetiek en exclusiviteit een rol hebben gespeeld.
Bijzonder is natuurlijk dat van de tienduizenden dieren waarvan we de melk, huid, haar, vlees, vet en haren, de trekkracht, honing, zijde, mest en eieren kunnen gebruiken, er nauwelijks dertig zijn gedomesticeerd tot huisdier.

Bijna tweehonderdduizend jaar Homo sapiens lijkt niets te hebben veranderd aan de eeuwigdurende fascinatie van onze soort voor de andere levensvormen. De overvloed aan levendige dierschilderingen op rotswanden in de Sahara, in de grotten van de Dordogne en in Egyptische piramides laten zien dat onze band met het dier al vele tienduizenden jaren intiem en hecht is.
Dat valt ook af te lezen van de schilderijen van Hollandse meesters als Melchior d’Hondecoeter, Aart Schouman en Jan Breughel de Oude in het Rijksmuseum te Amsterdam, het Dordrechts Museum en het Mauritshuis in Den Haag.

Het dier fungeert als jachtbuit voor ons of wij zijn een prooi voor hem. Het levert ons kleding, voedsel, bescherming en vermaak. Of de Schepper hierbij tevens het dragen van modieuze bontmantels, het eten van kaviaar of zangvogels en het houden van statusverhogende exotische dieren voor ogen had mag worden be­twij­feld. Uit de heraldiek zijn leeuw, arend en fabeldier niet meer weg te denken.
Boeiend is ook de rol van het dier in ons religieuze leven. In de afgelo­pen eeuwen vonden tienduizenden gemummificeerde katten, reptie­len en vogels afkomstig uit geplunderde konings­graven in het oude Egypte hun weg naar onze apotheken, naturaliën- en rariteiten­kabinetten. Prachtige dierafbeeldingen in reliëf of sculptuur uit de oude Assyrische beschavingen bevolken onze grote musea. En geen pagina in het Oude Testament of dieren spelen een rol als plaag, offer­dier, landbouwhuisdier of symbool. Alleen de leeuw wordt al ruim 130 keer vermeld!
Maar de werkelijke herkomst van onze soort ligt niet in het Nijldal of in het Midden-Oosten, maar nog verder zuidwaarts op de oneindige steppes van Oost Afrika, de savanne.

Duidelijk is voor de oplettende toeschouwer: Lux en Ab zijn de band met hun wortels niet kwijt geraakt getuige de compositie van hun Aards Paradijs.
Onderzoek heeft namelijk geleerd, dat als mensen mogen kiezen uit een veelheid van woonlocaties, dat ze een plek in de bosrand prefereren – aan een beekje of rivier, met zicht op de vlakte. De plek waar de schildersezel stond.

Ten slotte, hoe bijzonder het ook is wat de soort mens tot stand heeft gebracht met zijn overgedimensioneerde hersenschors, de historisch gegroeide relatie tussen ons en de rest van de levende natuur bleef bestaan.
Onze woningen worden daarom mede bewoond door een reusachtige variëteit aan huisdieren, de vensterbanken en deze border imiteren de savanne en soms zelfs (nog) het regenwoud. En niet te vergeten de open haard, symbool van beheersing van het vuur. Het daaraan verbonden extra werk en brandgevaar nemen we op de koop toe. Onverbrekelijk verbonden met ons verleden.

De verbondenheid met de savanne zit in onze genen verankerd.
Nergens in onze huiskamers een pot zand in de vensterbank of er staat wel een plant in, geen bak water of deze is gevuld met vissen.
We zijn bereid om honderdduizend euro’s extra op tafel te leggen voor een stukje tuin van vijftig vierkante meter. Niet dat zo’n lapje grond enige jachtbuit verschaft of het verzamelen van voldoende groenvoer mogelijk maakt om de winter door te komen. Het is al voldoende als we erop uit kunnen kijken of er in kunnen zitten. Wij alleen dan, en níet onze buren.

Iedereen (her)beleeft zijn jager- en verzamelaarverleden op een eigen manier. We hollen door bossen, jagen met camera, geweer of verrekijker, zoeken naar schelpen aan het strand of golfen op armzalige monoculturen.
Ik realiseer me dat dat laatste een riskante opmerking is in deze regio.
We bezoeken dierentuinen, botanische tuinen en natuurreservaten.
Die verbondenheid met de natuur en de afhankelijkheid van onze medeschepselen is onuitwisbaar ondanks alle verstedelijking, verdeling van werkzaamheden, managers, grootgrutters en technische vooruitgang.

Een oerverbond met de ons omringende natuur.
Zo prachtige verbeeld door Lux Buurman en Ab van Overdam.
Niet alleen in hun Aards Paradijs, maar ook in al hun andere schitterende werk dat zo warm tot haar recht komt in de gastvrijheid van Ellen Cleyndert.

Ik dank u voor uw welwillende aandacht en verklaar hiermee deze bijzondere tentoonstelling voor geopend.

Maarten Th. Frankenhuis