Al eens met ons op reis geweest?

Liesbeth en ik begeleiden 2 tot 3 natuurreizen per jaar naar diverse spannende exotische bestemmingen. Voor de goede orde,volgens Liesbeth: Maarten leidt de groep en ik leid Maarten. Zes november zijn we teruggekeerd uit Israel, waar we een buitengewoon gevarieerde cultuur-natuurreis hebben geleid. De reis was schitterend (vooral ook als je van vogeltjes houdt…). We hebben het land van noord naar zuid doorkruist en talloze plekken bezocht waar zich de vogeltrek concentreert en drie vogelringstations bezichtigd. Vooral bij de kweekvijvers voor consumptievis bij sommige kibbutzen zie je allerlei soorten reigers, ijsvogels, strandlopers en plevieren , kluten en steltkluten. Opwindend gezicht om duizenden kraanvogels, pelikanen en flamingo’s samen te zien in een poging op krachten te komen voor voortzetting van de zware trek naar het zuiden. Verder veel roofvogels en gieren gezien, maar het meest fascinerend waren de adembenemende landschappen, wadi’s en bronnen met watervallen. Verder veel woestijnantilopen en Nubische steenbokken ontmoet. Somber was wel de spanning en raketbeschietingen in Gaza en Zuid Israël. Bij onze goede vriendin Niza in de kibbutz Beer Tuvia was in de buurt een raket neergekomen. Twee weken voor we naar Israël afreisden kwamen we terug uit Namibië. Een mooie reis gehad, maar enorm heet – tot 40 gr.! – en kurk droog. Dus de hele dag door liters water drinken. Wat een gigantisch land (even groot als Duitsland en Frankrijk samen) met maar 2,2 miljoen inwoners. Je rijdt dus duizenden kilometers om (n)iets te zien, komt niemand tegen, maar vervelen doet het absoluut niet. Vrij veel dieren gezien, maar absoluut niet in die overvloed en biodiversiteit als Tanzania, Zuid Afrika, Botswana en Oeganda. Wel een heel bijzondere ervaring om de grote diversiteit aan landschappen en de leegte te mogen beleven. Maar het meest bijzonder: nog veel Duitse restanten uit de slechts enkele tientallen jaren durende Duitse overheersing als een Bahnhofstrasse, von Bismarckplatz en Bierstuben. Zelfs de vader van Hermann Göring was er 100 jaar geleden nog gouverneur. En natuurlijk de beroemde ‘White Lady’ gezien. Volgend jaar liggen Tanzania (al 12 januari!), Spitsbergen en Costa Rica in de planning. Het reisleiderschap begint ons nog lang niet te vervelen, ook al omdat steeds meer bekenden, vrienden en familie zich onder de medereizigers scharen. Labrysreizen: Tel: 024-3603637 / E-mail: pvdl@labrysreizen.nl, Website: www.labrysreizen.nl.

Waarom dossen in de mensenwereld vooral de vrouwen zich uit?

Vrouwelijke geslachtshormonen, oestrogenen, staan onder andere garant voor de interessante en ook voor kunstenaars zo inspirerende borstontwikkeling, de verdeling van lichaamsvet en lichaamshaar, en andere typisch vrouwelijke lichaamskenmerken. Rondom het tijdstip van de ovulatie of eisprong, als de gehaltes aan vrouwelijke geslachtshormonen in het bloed het hoogst zijn, zien we bij chimpansees een enorme zwelling ontstaan rondom vulva en anus, als het ware een soort van eigen barkruk. Voor de mannetjes altijd erg interessant. Bij de gorilla is deze zwelling gering. De orang-oetan vertoont helemaal geen zwelling tijdens de ovulatie, maar wel tijdens de zwangerschap. Alle vrouwelijke zoogdieren verraden zich in de vruchtbare dagen van de ovulatoire cyclus door vaak opdringerig seksueel gedrag en opwindende geuren. De mensenvrouw vormt hierop een uitzondering. In de dagen rond de eisprong wordt meer geflirt, is de frequentie van het stemgeluid hoger en meer sexy, vinden er meer buitenechtelijke escapades plaats en wordt meer bloot getoond, dat wil zeggen: het decolleté verschuift in zuidelijke richting en de rokzoom noordwaarts. Opwindende c.q. aanstootgevende roodgezwollen bipsen of nymfomaan gedrag en onstuimige geuren of feromonen zijn voor mannen niet waarneembaar. Alhoewel, vrouwelijke lapdancers scoorden aanmerkelijk hogere tips tijdens hun vruchtbare dagen dan in de resterende weken van de cyclus. Een beter verborgen ovulatie dan bij de meeste zoogdieren, dat wel, maar helemaal verborgen gaat het grote gebeuren niet voorbij. Mannen willen bovendien kost wat kost voorkomen dat zij investeren in de verzorging aan de genen van een andere man. Uit onderzoek blijkt dan ook, dat in het algemeen mannen jaloers zijn bij de gedachte dat hun vrouw seks heeft met een andere man, terwijl vrouwen juist jaloers zijn als hun man zich ten opzichte van een andere vrouw verzorgend opstelt. Mannen geven sneller geld uit als ze foto’s gezien hebben van erotische foto’s van sexy vrouwen ontdekten onderzoekers van de universiteit van Stanford. De mannen kregen eerst de erotische foto’s te zien en mochten daarna gaan gokken in een casino. De mannen zetten daar grotere bedragen in dan ze anders zouden doen. “Op het eerste gezicht lijken de twee niets met elkaar te maken te hebben,” zegt psycholoog Brian Knutson. “Maar niets is minder waar. Een casino is er zo op gebouwd om bepaalde prikkels in de hersenen te stimuleren. Er is fel licht, drank a volonté en iedereen is piekfijn uitgedost. Dit moedigt aan om meer risico’s te nemen.” Omdat mannen, evenals de meeste mannelijke dieren trouwens, altijd wel belangstelling hebben voor het bedrijven van de liefde, seks dus, zijn ze gedwongen om in de buurt van hun partner te blijven om te verhinderen dat een ander zijn wellustige slag slaat, toevallig in haar vruchtbare periode. Bovendien, omdat bij onze soort ook de vrouwelijke sekse het gehele jaar door seksueel belangstellend is – op een enkel geval van hoofdpijn na natuurlijk – heeft seks een versterkende invloed op de onderlinge band. In dat kader is het voor de vrouw ook van belang om altijd, dan wel zo lang mogelijk seksueel aantrekkelijk te blijven. Daarom worden jaarlijks fortuinen uitgegeven aan het ‘ontgrijzen, liften, sucken, botoxen’ en een machtige variatie aan alles camouflerende make-up. Vrouwen willen continu aantrekkelijk zijn en ontvankelijk lijken.

Wel eens nagedacht over het gecontroleerd gebruik van vuur?


Het vermogen om vuur te maken en te gebruiken voor met name voedselbereiding wordt gezien als een hoogtepunt in de menselijke evolutie of ontwikkeling. Over het moment waarop dat heeft plaats gevonden bestaat nog geen consensus in wetenschappelijke kringen.

Op basis van de vergelijking van diverse lichaamskenmerken en eetgewoontes van mensen, vroege mensachtigen en apen wordt het vermoeden geuit dat het gebruik van vuur om voedsel te bereiden door Homo erectus haar intrede zou kunnen hebben gedaan ca. 1,9 miljoen jaar geleden. Het eerste echte gebruik van vuur werd gevonden in de Qesem Cave bij Tel Aviv (Israël) en dateert van ca. 400.000 jaar geleden en wordt toegeschreven aan vroege Homo sapiens en Neanderthalers.
In de grot werden grote hoeveelheden verbrande skeletresten en aarde gevonden; de beenderen vertoonden duidelijke sporen van een planmatig slachtproces. Beenderen van 4740 prooidieren werden gedetermineerd, waarvan zo’n 75 procent afkomstig was van damherten, de rest was afkomstig van oerossen, reeën, wilde paarden, geiten, varkens en schapen, wilde ezels, schildpadden en zelfs een neushoorn. Merkwaardigerwijs werden geen restanten van gazelles aangetroffen, een van de op dit moment algemeen voorkomende zoogdiersoorten in Israël.
Zuid Afrika claimt echter de oudste bewijzen van het gecontroleerd gebruik van vuur. In de Wonderwerk Cave in de noordelijke Kaap Provincie werden resten van ca. 1 miljoen jaar oud aangetroffen die volgens de onderzoekers zouden wijzen op het gebruik van vuur.

Vuur is natuurlijk zeer geschikt om voedsel smakelijker en beter verteerbaar te maken en een effectief wapen om roofdieren mee op een afstand te houden. En nadat Homo sapiens zo’n 40.000 jaar geleden in het aanmerkelijk koudere Europa arriveerde, een comfortabele verwarming. Een van de cultuuruitingen – naast de ontwikkeling van isolerende kleding en zelfgemaakte onderkomens, waarmee onze soort kans zag leefgebieden te bevolken waar onze armzalige lichaamsbeharing en onderhuidse vetlaag ontoereikend waren.
De beheersing van het vuur mag worden beschouwd als een vorm van domesticatie lang voordat enkele wilde planten en diersoorten werden omgevormd tot landbouwgewassen en (landbouw)huisdieren.
Het wachten is nu nog op een genetisch verankerd antwoord op de uitbundige consumptie van zout en calorieën, vooral in de vorm van vetten, zetmeel en suikers. Gezien de negatieve invloed hiervan op fysiek ongemak, uiterlijke aantrekkelijkheid, ziekte en leeftijd bij overlijden vergt dit vermoedelijk minder generaties dan andere soorten co-evolutie als de vertering van melk door volwassenen.

Hoe werden de Artisdieren in oorlogstijd gevoerd?

De energieke en inventieve Artisdirecteur Sunier weet met veel overredingskracht van de bezetter een forse toewijzing los te peuteren voor de benodigde hoeveelheden hooi, stro en een redelijk assortiment vis, vlees, groente, fruit en zaden. De dieren en mensen in Artis hoeven nu geen hongerdood te sterven. Er zijn zelfs sigaretten: boven de leeuwen zitten twee zoons van tabakswinkelier Swaan ondergedoken. En er is meer: dierenarts Folmer opereert een mannelijke orang-oetan aan een kaakabces en verdooft het dier met een allesverlammende dosis cognac. Toch wordt de voedselvoorziening steeds meer een bron van zorg. Tot december 1944, het begin van de Hongerwinter, lukt het met grote inzet en vindingrijkheid om de voedselvoorziening redelijk op niveau te houden, al worden de rantsoenen kleiner en moet er soms op alternatief voedsel worden overgestapt. Zo krijgen de zeeleeuwen zoetwatervis te eten omdat de Duitsers verbieden op zee te vissen. Grote roofdieren als leeuwen en tijgers krijgen na de zomer van 1943 soms stokvis voorgezet. In de loop van de oorlog koopt Artis in toenemende mate partijen afgekeurd vlees bij abattoirs in de wijde omgeving van Amsterdam. De autoriteiten zijn zeer coöperatief. Artis krijgt voedsel via de Sectie Bijzondere Diergroepen van het Rijksbureau voor Voedselvoorziening in Oorlogstijd. Ook krijgt Artis grote hoeveelheden oud brood en andere voedselresten uit de keukens van de Duitse Kriegsmarine, die gevestigd is op het vlakbij gelegen Marine Etablissement. De voedselvoorziening voor de hoefdieren is aanmerkelijk eenvoudiger te regelen dan die voor de roofdieren, de vogels en de apen. Koetsier Veldhuis voert voor hen per paard en wagen hooi aan uit de omliggende polders en vooral van de Oosterbegraafplaats. Die heeft voldoende takken en vers gemaaid gras voorradig. Artis heeft twee koeien: ze zorgen voor melk om voor enkele vogelsoorten, apen en kleine zoogdieren een zogenaamde ‘stremming’ te maken. Dit is een mengsel van melk en diverse voedselingrediënten voor dieren met speciale voedingseisen. Hoewel het net lukt om de dieren in leven te houden, is de nood hoog. Met een aanvulling van in de tuin gevangen eenden en duiven, een stuk afgekeurd, maar wel door en door gekookt vlees en als grootste traktatie restanten rijst met stroop van ingekookte suikerbieten, gaat het net. Overigens zijn suikerbieten in ongekookte toestand gevaarlijk: goed bedoelde voederpogingen met stukjes suikerbiet van bezoekers kosten enkele dieren het leven. Ook een bewaker van het Bevolkingsregister overleeft een te overvloedige maaltijd van rauwe suikerbieten niet. Ten slotte worden de graanzolders aangeveegd: de resten van de voor de oorlog aangelegde enorme voorraden graan, zonnebloempitten, millet, hennep en pinda’s dienen nu om brood van te bakken. Niemand klaagt over de meegebakken rattenkeutels, zo langzamerhand een substantieel deel van de grondstoffen. Maar dan zijn we al in de Hongerwinter aangeland.

Wat is de releatie tussen zoönosen, parasieten en kredietcrisis?



Zoönosen zijn infectieziekten, waarvan de verwekkers ziekteverwekkend kunnen zijn voor zowel mens als dier. Deze kunnen elkaar dan ook over en weer besmetten. Slachthuispersoneel, dierenartsen, boeren en eigenaren van gezelschapsdieren lopen een groter risico dan de doorsnee Nederlander. Ook dierentuin-, kinderboerderij- en asielmedewerkers die belast zijn met de dierverzorging, voedselbereiding en mestafvoer, lopen een licht verhoogd risico.

Tachtig procent van alle infectieziekten, die bij de mens kunnen voorkomen treffen we eveneens aan bij een of meer gewervelde dieren. De Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwt reizigers die naar de (sub)tropen afreizen met een ferme lijst infectieziekten, waarvan zo’n 30 zoönosen.

Zo kunnen de meeste roofdieren en knaagdieren drager zijn van salmonella en campylobacter bacteriën en van de eencellige veroorzaker van Toxoplasmose. De ooit zo gevreesde hondsdolheid, miltvuur en humane tuberculose vormen in ons land nauwelijks nog een serieuze bedreiging, maar elders blijft voorzichtigheid geboden; menstuberculose kan ook worden overgebracht door geïnfecteerde honden, apen en papegaaiachtigen. Een zoönose die nog regelmatig voorkomt bij zowel privé vogelbezitters als bij medewerkers van kinderboerderijen en vogelasiels, is psittacose of papegaaienziekte. Deze infectieziekte, welke vooral voorkomt bij duiven en papegaaiachtigen en daar soms de oorzaak kan zijn van hoge uitval, geeft bij de mens hoofdpijn, misselijkheid, longaandoeningen en koorts. Mits op tijd behandeld, kan de aandoening met antibiotica goed worden bestreden. Voorkómen is beter.

De bovengenoemde voorbeelden zijn aan te vullen zijn met vele tientallen van de meest exotische infectieziekten, waarvan een aantal zeer gevaarlijk en vaak moeilijk te behandelen en te bestrijden. Ruim 60% van de ruim 1400 micro-organismen, die infectieziekten veroorzaken bij mensen, kunnen door dieren worden overgebracht. Voor de meeste zoönosen geldt echter, dat bezitters van (landbouw)huisdieren niet veel meer risico lopen dan de gemiddelde EEG inwoner, bovendien komen de meeste alleen in zeer verafgelegen streken voor.

Waakzaamheid en hygiëne blijven echter geboden, zowel thuis als op reis!

De algemene gedachte heeft postgevat, dat veel van deze infectieziekten hun oorsprong vinden in de overgang van jager-verzamelaar naar veehouder en landbouwer. Hierdoor ontstonden grotere bevolkingsconcentraties waardoor alleen al meer infectiekans. Bovendien ging een deel van de mensheid over van een nomadische leefwijze naar een sedentair bestaan, waarin meer contact ontstaat met afval en uitwerpselen dan bij nomadische volkeren, die na enige tijd weer verder trekken. Akkers en sommige landbouwhuisdieren zijn nu eenmaal weinig mobiel of laten zich moeilijk hoeden. Bovendien trekken (landbouw)huisdieren en voedselvoorraden allerlei knaagdieren en insecten aan die als tussengastheer en verspreider dienst kunnen gaan doen.

Maar de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van zoönosen is vermoedelijk het nauwe contact van de veehouders met hun dieren en de daar onverbrekelijk bijbehorende parasieten en micro-organismen in het vlees, organen en huid, en in afscheidingsproducten als uitwerpselen, urine, vruchtwater, speeksel en melk.

Het runderpestvirus en de verwekker van hondenziekte zijn nauw verwant met de menselijke mazelen. Zelfs zo nauw dat levend mazelenvirus als vaccin wordt gebruikt tegen hondenziekte. Maar ook de humane tuberculose is nauw verwant met o.a. runder- en vogeltuberculose, en het zelfde geldt voor de verwantschap tussen vogel- en mensenmalaria, vogel-, varken en menseninfluenza en ten slotte tussen runderpokken en de inmiddels uitgeroeide en buitengewoon gevaarlijke menselijke variant.

Zoals de 17e eeuw vrijwel onophoudelijk werd geteisterd door de pest, zo domineerden de pokken de 18e eeuw. Pokken was vaak de oorzaak van ontsierende littekens op het gezicht, soms kon de sterfte onder geïnfecteerde personen oplopen tot 20 procent. De mensheid heeft al op zijn minst 3000 jaar met het pokkenvirus te maken. Het oudst bekende slachtoffer is de Egyptische farao Ramses V, die overleed in 1157 v.Chr. Aan de huid van zijn gemummificeerde hoofd is nog duidelijk te zien dat hij een pokdalig, door de pokken aangetast uiterlijk had.

De nauwe relatie tussen koepokken en mensenpokken of variola vormde de basis het eerste vaccin bruikbaar voor de mens. De Engelse huisarts Edward Jenner was geïntrigeerd geraakt door de boerenwijsheid, dat, wie eenmaal koepokken had gehad, geen pokken meer kon krijgen. Koepokken is slechts een onschuldige virale infectie bij koeien, die weinig problemen geeft behalve wat blaasjes op het uier. Ook had Jenner kennisgenomen van het baanbrekende werk van de Nederlander Geert Reinders uit 1774 met zijn enting tegen runderpest. Jenner infecteerde een bekende met de koepokken van een melkmeisje en besmette hem na 6 weken met het levensgevaarlijke pokkenvirus van de mens. De man werd slechts licht ziek en was binnen een week weer geheel genezen.

Sinds 1972 komt de ziekte niet meer voor. Een wereldwijde vaccinatiecampagne met een effectief vaccin maakte definitief een einde aan de plaag, mede doordat er geen symptoomloze dragers voorkomen en de kiem zich niet schuil houdt in dierlijke reservoirs.

Daar waar de mens in de jager-verzamelaarfase vooral ten offer viel aan ‘macroparasieten’ in de vorm van grote roofdieren, moet dat zo’n 10.000 jaar geleden door het nauwe contact met zijn (landbouw)huisdieren, zijn veranderd. Een nieuwe bedreiging door ‘microparasieten’ als bacteriën, virussen en een veelheid aan vlooien en inwendig opererende wormen e.d. diende zich aan.

In die zelfde tijd mag ook worden aangenomen, dat ten gevolge van grotere bevolkingsconcentraties en een sedentaire leefwijze, de bedreiging door grote roofdieren afnam, maar tevens een nieuwe vorm van ‘macroparasitisme’ haar intrede deed. Macroparasieten, die in leven moesten worden gehouden van wat de boeren en handwerkslieden produceerden. Macroparasieten in de vorm van hoogwaardigheidsbekleders als koningen, adel, bestuurders, misdadigers en politici, én natuurlijk militairen, geestelijken, ambtenaren en politie om het voor hoogwaardigheidsbekleders zo profijtelijke systeem in stand te houden.

Enige nuance is natuurlijk geboden: geestelijken, militairen, politie, ambtenaren en zelfs bestuurders kunnen soms onmisbaar zijn in onze huidige complexe maatschappij om micro- en macroparasieten van binnenuit in toom te houden, dan wel indringers van buiten te weren. De balans tussen enerzijds datgene wat door de hoogwaardigheidsbekleders en hun vazallen aan inkomsten wordt geïnd en aan vrijheid wordt gegund, en anderzijds het bezit wat kooplieden en boeren en andere producenten van goederen en diensten wordt gegund, is een zeer delicate. Onbalans werkt revoluties, ontkerkelijking en misdaad in de hand en ook de huidige kredietcrisis dankt er voor een groot deel haar ontstaan aan.

Literatuur:

Zwaarden, paarden en ziektekiemen; waarom Europeanen en Aziaten de wereld domineren; Jared Diamond, Uitg. Het Spectrum BV, Utrecht (2000).

Zoonoses; Ed. J. van der Hoeden, Elsevier Publ. Comp., Amsterdam-London-New York (1964).

Origins of major human infectious diseases; N.D. Wolfe, C.P. Dunavan and J. Diamond, Natura, vol. 447/17, May 2007.

Zoonoses; Infectious Diseases Transmissible from Animals tot Humans, ASM Press, Washington (2003).

Waar komen die kippen met de groene eieren toch vandaan?


Hoewel algemeen wordt aangenomen, dat twaalf tot veertienduizend jaar geleden Noord Amerika werd gekoloniseerd vanuit Siberië, komt meer recent onderzoek uit op een verleden van vijftien tot zeventienduizend jaar. Uit onderzoek naar twee verschillende typen mitochodriaal DNA bij Amerikaanse indianen blijkt dat er minstens twee verschillende groepen migranten zijn geweest. Een kolonisatiegolf trok via de landmassa, die Siberië met Alaska verbond in oostelijke richting tot achter de Rocky Mountains. De nazaten hiervan vinden we uitsluitend terug in Noord Amerika met een grote concentratie rond de Grote Meren. De andere groep migranten kwam eveneens via de landbrug binnen maar volgde de kustlijn van de Stille Oceaan. Hun nazaten vinden we vooral langs de kusten van de Stille Oceaan en in Zuid Amerika ten westen van de Andes, helemaal tot in Vuurland toe. In Noord Amerika is het relatief zeldzaam. Deze migratiegolf speelde waarschijnlijk ook de hoofdrol bij het koloniseren van het dubbelcontinent.

Uit veertien gefossiliseerde fragmenten van menselijke uitwerpselen, in 2002 en 2003 gevonden in een grot in Oregon, werd DNA geïsoleerd van 14.300 jaar oud, ruim 1200 jaar ouder dan het oudst bekende materiaal tot op dat moment. In de versteende drollen werd mitochondriaal DNA gevonden, karakteristiek voor de inheemse bewoners van Noord Amerika en verwant aan dat van Siberiërs. Met die vondst moet ook worden aangenomen dat de immigranten lopend of – meer waarschijnlijk – varend langs de kust naar de Nieuwe Wereld zijn gekomen omdat de weg over de bevroren Beringstraat indertijd nog onbegaanbaar was door sneeuw en ijs (mitochondriaal DNA is DNA dat zich niet in de celkern bevindt, maar in de mitochondriën, de energieleveranciers van de lichaamscellen. Het erft vrijwel uitsluitend over via de vrouwelijke lijn).
Tijdens de laatste ijstijd (50.000 tot 10.000 jaar geleden) lag het zeeniveau zo’n zestig meter onder het huidige en bestond er een een begaanbare landverbinding tussen Alaska en Siberië, nu de Straat van Bering. Zo’n 1000 jaar later werd de zuidpunt van Zuid-Amerika bereikt.

Met name de snelheid waarmee het zuiden van Zuid Amerika werd bereikt doet vermoeden dat in ieder geval ook gebruik moet zijn gemaakt van een zeeroute. Niet onwaarschijnlijk. Archeologische vondsten uit Australië, Melanesië en Japan laten zien dat 25 tot 40.000 jaar geleden al boten werden gebruikt. Daarbij komt dat verplaatsingen per boot makkelijker en veiliger geschieden en er langs de kusten natuurlijk meer en vooral eiwitrijker voedsel is te vinden.
Ook moeten de Amerika’s, gezien de anatomische verschillen gevonden bij diverse skeletvondsten, door meerdere emigratiegolven zijn bevolkt. Onderzoek op (mitochondriaal) DNA van de inheemse bevolking van Amerika laat een overduidelijke verwantschap zien met de huidige bewoners van Azië en Siberië.

Ondanks dat landbouw en veeteelt er 6000 jaar geleden nog op een zeer laag pitje stonden, leefde een deel van de bevolking aan de kust al een sedentair bestaan. Daar waar in het Midden-Oosten en Europa landbouw en veeteelt voldoende bestaanszekerheid boden om het zwervend jager-verzamelaarbestaan op te geven, boden delen van de oostkust van Zuid Amerika blijkbaar voldoende wild, vis en eetbare planten en vruchten om het leven in vaste woonplaatsen mogelijk te maken. Van vroege nederzettingen is echter vaak niet veel meer te vinden omdat de meeste door de stijging van de zeespiegel sinds de laatste ijstijd onder water zijn komen te liggen.

Leif Eriksson (ca. 975-1020), een Noorse zeevaarder, was de eerste Europeaan die voet zette in de Nieuwe Wereld. Hij bezocht de oostkust van Noord Amerika in ongeveer 1000 na Christus en overwinterde er – men vermoed aan de kust van Newfoudland. Christoffel Columbus (1451 – 1506) arriveerde eveneens bij toeval in Amerika (1492) – vermoedelijk op het huidige Midden Amerikaanse San Salvador. Hij dacht na het oversteken van de Atlantische Oceaan Indië bereikt te hebben. Het betekende het tragische einde van de grote Midden en Zuid Amerikaanse beschavingen, en enorme slachtpartijen onder de inheemse bevolking, voornamelijk door wapengeweld en in de Amerika’s onbekende besmettelijke ziekten als pokken, griep en mazelen. De conquistadores kregen er de geslachtsziekte syfilis (lues) voor terug.
Tussendoor moeten nog Polynesische zeevaarders het Zuid Amerikaanse continent hebben bezocht. Toen de Spaanse veroveraar Francisco Pizarro in 1532 het machtige Inca rijk binnentrok trof hij daar reeds kippen aan, een huisdiersoort afkomstig van het in de Indusvallei gedomesticeerde Bankiva Hoen. Enig licht wordt op dit raadsel geworpen door de vondst van een aantal kippenbotten in restanten van een oude Indiaanse agrarische nederzetting in Chili. Een botje bleek ruim 600 jaar oud, een periode waarin ook de meest oostelijke Polynesische eilanden Rapa, Pittcairn en Paaseiland werden gekoloniseerd (13e en 14e eeuw).
DNA onderzoek toonde een opmerkelijke gelijkenis aan met kippenbotjes afkomstig van prehistorische vindplaatsen op een vijftal Polynesische eilanden met een ouderdom van 2900 tot 500 jaar. Dezelfde kenmerken werden ook aangetroffen in het moderne Chileense Araucana kippenras. Araucana’s staan bekend om de blauw tot olijfgroene eieren, waarvan de eischaal zo dik is, dat deze zelden barst bij koken.

Verwijderen Annuleren

De Affaire Oostvaardersplassen werkelijk opgelost?


In de afgelopen 25 jaar werden in de Oostvaardersplassen bij Lelystad huisdieren (runderen en paarden) en edelherten losgelaten. De dieren vermeerderden zich uitbundig. Niet verwonderlijk: voedsel in overvloed, geen natuurlijke vijanden en er werd niet gejaagd of anderszins ‘dieren uit de collectie genomen’. Zoals viel te verwachten traden na enkele jaren ernstige voedseltekorten op met bijbehorende verhongering, sterfte en dierenleed.
Door Staatsbosbeheer en het Ministerie van LNV werd dit echter ‘als natuur beschouwd’. De beelden van stervende hoefdieren gingen door het hele land en de politiek maakte zich nu ook zorgen over de onwettige aantasting van het welzijn van de grote grazers. Een LNV welgevallig groepje werd gevraagd de zaak te bestuderen.
Omdat het welzijn van de dieren er niet op vooruitging werd er opnieuw geëvalueerd.

Er bestonden tot de tweede evaluatie – dus na de invoering van het zo genaamde verbeterd predatormodel – geen wezenlijke verschillen meer tussen Staatsbosbeheer en de velen, die zich het lot van de hongerende en stervende dieren aantrokken.
Het gaat er nu alleen nog om: wordt gewacht met afschot tot de dieren verhongeren, ernstig lijden en sterven, óf wordt geanticipeerd op de populatie omvang in combinatie met seizoen en voedselaanbod en vindt een daarop gebaseerd gericht afschot plaats voordat lijden manifest wordt. Daar lijkt nu aan te worden voldaan.
Tragisch was in mijn optiek vooral dat het geschil tussen Staatsbosbeheer en andere instanties hem niet eens zat niet in de jaarlijkse en onontkoombare sterfte, maar alleen in de manier en het moment waarop die sterfte werd gerealiseerd. In feite een volstrekt ondergeschikt doel binnen het zo succesvolle experiment om van de Oostvaardersplassen een vogelreservaat te maken van meer dan nationale betekenis. Daarbij dient te worden opgemerkt, dat de enorme omvang van de populatie aan grote grazers in combinatie met het voedseltekort in de winter en het vroege voorjaar zorgen voor omvangrijke schade, aan bomen en struiken in het bijzonder. Niet alleen zorgt deze kaalslag er voor dat de dieren in de winter en de zomer nauwelijks nog beschutting kunnen vinden tegen resp. koude en zon, ook de aanblik van de grote hoeveelheden dode en omgevallen bomen en struiken met hier en daar nog een plukje groen is visueel troosteloos en geeft imagoschade.
Voorjaar 2011 zagen de paarden er goed uit, de runderen waren mager en de herten leken in redelijke conditie. Er groeide weer enig gras, meidoorn stak de kop op.
Tijdens dit bezoek werd mij voor het eerst duidelijk, dat de Oostvaardersplassen in Natura 2000 (aanwijzingsbesluit december 2009) de status van vogelreservaat en vogelmigratiegebied heeft gekregen. Om het gebied voor deze doelstelling geschikt te maken en te houden is onderhoud van het terrein nodig. Het instrument, waar de keuze uiteindelijk op viel, is de combinatie van een verwilderd huisrund, huispaard en het edelhert. Deze drie grote grazers maken het terrein geschikt als foerageergebied voor ganzen, die op hun beurt de watergangen helpen open houden. Samen kreeg het geheel het etiket ‘Natuur’ opgespeld ondanks de hekken en andere beperkingen.

In het afgelopen decennium is de indruk gewekt dat de nadruk lag op de grote grazers als doel op zich. Duidelijk is dat deze slechts als instrument dienden om het gebied – ook voor het bezoekende publiek – aantrekkelijk te maken als wandelgebied en vogelreservaat. Beide doelstelling wordt geweld aangedaan.
Waarom niet terug naar de oorspronkelijke doelstelling ‘Vogelreservaat en Vogelmigratiegebied’ alsmede het ondergeschikte doel ‘Wandel- en recreatiegebied’. Uitbreiding van het gebied is geen structurele oplossing doch ‘uitstel van executie’.
Om deze doelstellingen te bereiken moet het instrument – de gezamenlijke populatie grote grazers dus – worden geoptimaliseerd. Dat wil zeggen, het aantal moet niet alleen worden afgestemd op de draagkracht van de vegetatie maar ook moet worden gestreefd naar het minimum aantal grazers om het beoogde doel te bereiken.
Dit heeft absoluut een positief effect op het welzijn van de dieren en de geschiktheid van de Oostvaardersplassen als vogelreservaat en recreatiegebied. Nogmaals, het te veel aan dieren dat nodig is om de gestelde doelen te realiseren moet worden verwijderd voordat ernstige voedsel tekorten en het bijbehorend lijden manifest worden.
Ten overvloede, het zoeken naar in de praktijk van de Oostvaardersplassen bruikbare anticonceptie ter beperking van de geboorteaanwas moet doorgaan.

Steeds wordt genoemd dat het doden van individuele dieren stress zou veroorzaken en het kuddeverband verstoort. Vergeten wordt, dat ook in de natuur alleen individuele dieren omkomen ten gevolge van predatie, honger of ongelukken. Om toch tegemoet te komen aan dit veel genoemde bezwaar en de verstoring van het kuddeverband en de hiermee gepaard gaande stress te minimaliseren kunnen, zoals ook elders in de wereld gebeurt bij overbevolking aan grote hoefdieren, complete kuddes dan wel harems worden afgeschoten.

Waarom nog ritueel slachten?

Na bestudering van de relevante Bijbelteksten en trachten te doorgronden van de achterliggende gedachten, gevoelens en bedoelingen van de schrijvers, kan ik niet anders dan tot de conclusie komen, dat de wortels van ons denken over dierenwelzijn in het Oude Testament liggen. Ook het ritueel slachten moet in mijn beleving worden gezien als een superieure slachtmethode om het lijden van het dier tot een minimum te beperken – zeker gezien in het licht van de verschillende wijzen van doden van dieren in het verleden.
Het leidt geen twijfel dat, mits zorgvuldig en volgens de regels uitgevoerd, het slachten onder bedwelming het welzijn van het slachtdier minder schaadt dan ritueel slachten.
‘We zijn gestopt met het stenigen van overspeligen en homoseksuelen’, waarom dan ook niet stoppen met ritueel slachten? Als het gaat om werkelijke beschaving, telt dierenwelzijn dan niet zwaarder dan het handhaven van duizenden jaren oude gebruiken?

Waarom nog ritueel slachten?

Na bestudering van de relevante Bijbelteksten en trachten te doorgronden van de achterliggende gedachten, gevoelens en bedoelingen van de schrijvers, kan ik niet anders dan tot de conclusie komen, dat de wortels van ons denken over dierenwelzijn in het Oude Testament liggen. Ook het ritueel slachten moet in mijn beleving worden gezien als een superieure slachtmethode om het lijden van het dier tot een minimum te beperken – zeker gezien in het licht van de verschillende wijzen van doden van dieren in het verleden.
Het leidt geen twijfel dat, mits zorgvuldig en volgens de regels uitgevoerd, het slachten onder bedwelming het welzijn van het slachtdier minder schaadt dan ritueel slachten.
‘We zijn gestopt met het stenigen van overspeligen en homoseksuelen’, waarom dan ook niet stoppen met ritueel slachten? Als het gaat om werkelijke beschaving, telt dierenwelzijn dan niet zwaarder dan het handhaven van duizenden jaren oude gebruiken?

Toespraak van Obama al beluisterd?


Vanochtend, maandag 2 mei 2011 op 5.30 Nederlandse tijd, maakte de President Obama bekend dat Osama bin Laden, het vileine brein en bruut kloppend hart van de terroristische organisatie Al-Quaida is gedood. Een schrale troost voor velen…
Het werd een voortreffelijke speech, beschaafd en ingetogen, aan alles en iedereen op gepaste wijze aandacht besteed en geen cowboy gekwaak of gunslinger geblaat.
Maar laat er geen misverstand over bestaan, de opvolgers van Osama lopen zich al warm.
Moeilijk te voorspellen of de dood van bin Laden demoraliserend uitpakt of dat het het terrorisme juist aanwakkert. Ik denk dat we acties mogen verwachten om de wereld te laten zien dat Al-Quaida ook zonder Osama bin Laden verder kan.