Bekijk een dier ook eens van achteren

Vissen, amfibieën, reptielen, vogels en enkele zoogdiergroepen hebben geen gescheiden uitgangen naar buiten voor uitwerpselen en urine zoals wij hebben.
Bij die dieren verzamelen poep en pies zich doorgaans eerst in een gemeenschappelijke ruimte, de cloaca, voordat de lichaamsafval via de gemeenschappelijke uitgang wordt verwijderd.
Bij enkele soorten beenvissen is er geen cloaca, maar slechts een gemeenschappelijke uitgang naar buiten. Bij de in open zee levende grote haaien en roggen hangt aan de buitenzijde van de cloaca een soort penis, die uitsluitend dienst doet als copulatie-orgaan.
Het zelfde geldt voor veel reptielen als krokodillen en sommige slangen, loopvogels als struisvogels, casuarissen, emu’s en nandoe’s en watervogels als eenden, ganzen en zwanen.
Bij alle andere vogelsoorten worden de cloaca’s tijdens de paring tegen elkaar aan gelegd en wisselt het zaad van eigenaar, de ‘cloacal kiss’.
Als bij vogels het ei uit de eileider aankomt in de cloaca dan worden de uitgangen van de urineleiders en de einddarm dicht gedrukt zodat het ei helemaal schoon naar buiten komt.
Zelfs sommige zoogdieren zijn in het bezit van deze oeroude anatomische structuur: eierleggende zoogdieren als de mierenegel uit Nieuw Guinea en het vogelbekdier (Australië), maar ook buideldieren als kangoeroes lozen alles via een cloaca. Buideldieren hebben daarbij een gevorkte penis, een copulatie-orgaan dat alleen een rol speelt bij de zaadlozing en in staat is de gepaard aangelegde buideldierbaarmoeder naar behoren te bedienen.

Zoek eens een konijn met een gewei…

Op de spraakmakende expositie ‘Rubens & Breughel; een artistieke vriendschap’ in het Mauritshuis in Den Haag hangt het schilderij ‘Vruchten- en Bloemenkrans met Maria en Kind’ (ca. 1620; Prado). Tot zover zoölogisch niets bijzonders. Maar rechtsonder zit een konijn of haas met een gewei. Een ree kijkt er met verbazing naar, mogelijk zelfs met enige afgunst.

Op pagina 116 van de catalogus worden er enkele regels aan gewijd: ‘De krans waaraan het schilderij-in-het-schilderij hangt, is opgehangen aan bomen in een landschap met verschillende dieren op de voorgrond en een kudde herten half verscholen achter het achthoekige stuk op de achtergrond. In en rond de krans zijn nog talrijke vogels en aapjes – waaronder twee Zuid-Amerikaanse zijdeaapjes onder in de krans – te bespeuren die zich te goed doen aan de overvloed. Op de voorgrond is, behalve een stekelvarken, een Amerikaanse gestreepte eekhoorn (chipmunk) en de gebruikelijke konijnen, cavia’s en schildpadden, een eigenaardig dier weergegeven dat we uit geen ander schilderij van Brueghel kennen: een haas met een gewei. Sinds de publicatie van deze ‘lepus cornutus’ (gehoornde haas) halverwege de zestiende eeuw, twijfelden weinigen aan het bestaan van dit dier, dat regelmatig werd beschreven en dat onder meer werd afgebeeld door Joris Hoefnagel (1542-1601). Skeletten van het dier – vermoedelijk vervalsingen – werden zelfs aangetroffen in raritei-tenverzamelingen, zoals die van keizer Rudolf II in Praag. In het licht van Brueghels fenomenale natuurgetrouwheid in de weergave van plant en dier lijkt het onontkoombaar dat ook hij zich heeft laten beetnemen en geloof moet hebben gehecht aan het bestaan van dit fabeldier.’ Tot zover de catalogus.

Natuurlijk kan Breughel – zoals zo vaak gebeurde – een vermeend fabeldier hebben nageschilderd van afbeeldingen of beschrijvingen maar in dit geval speelt er vrijwel zeker iets anders. Bij konijnen en hazen, maar ook in de Amerikaanse cottontail populatie, komt een (papilloma)virus infectie voor die vaak oorzaak is van hoornachtige uitgroeisels, met name op de kop. Vooral bij de Europese haas kunnen die een flinke omvang bereiken.
Het virus werd voor het eerst beschreven door de Shope in 1931 in de Verenigde Staten van Noord Amerika en de bijbehorende infectie staat sindsdien te boek als ‘konijnen fibromatose’.
In het wild wordt het aan de verwekkers van pokken en myxomatose verwante virus overgedragen door bloedzuigende insecten. De vormsels, in feite tumoren, lijken een beetje op de wratachtige geweitakken van reeën. Vandaar ook de ietwat verbaasde blik van de reebok.
Een fabeldier ontfabeld.

Kijk eens met andere ogen naar een dierentuin

Bezoekers van dierentuinen verwachten dat de gepresenteerde dieren ruim en natuurlijk zijn gehuisvest, in de juiste groepssamenstelling met elkaar verkeren in termen van aantallen, geslachtsverhouding en leeftijdsopbouw. En natuurlijk is er grote aandacht voor de voeding, huisvesting en verzorging van onze dieren. Aandacht voor dierenwelzijn dus, maar anders dan voor landbouwhuisdieren.
Een traditionele en veelgehanteerde definitie van dierenwelzijn zijn de 5 vrijheden geformuleerd door de commissie Brambell, waaraan ik voor dierentuindieren in het bijzonder wil toevoegen dat een dier soorteigen gedrag moet kunnen vertonen.

Op het congres van de Europese Dierentuin Federatie (EAZA, september 2004) vond een plenaire sessie plaats over een aantal ethische kwesties en daar kwamen ook de genoemde 5 vrijheden aan de orde. Er werd gesteld dat die 5 vrijheden (of in ieder geval een aantal ervan) juist onlosmakelijk verbonden zijn met het natuurlijke gedrag: geen foerageergedrag zonder honger vooraf, geen concurrentie-, balts- en paargedrag zonder stress, geen jaarcyclus zonder periodieke ontberingen, rangordegevechten en angst voor predatoren.
Dat wil overigens niet zeggen dat het streven is om rond 2040 roofdieren en potentiële prooidieren in een verblijf gezamenlijk onder te brengen.

Maar hoe zeer we ook onze best blijven doen, kritische vragen blijven bij het houden van exotische dieren in dierentuinen:
– met welk recht kunnen dieren in hun bewegingsvrijheid worden beperkt
– met welk recht onttrekken wij dieren aan de natuur
– wat is de waarde van het instandhouden van bedreigde diersoorten?
Het optreden van domesticatie is onvermijdelijk. Duidelijk moge zijn, vergeleken met de complexiteit van het natuurlijke seksuele selectie proces leveren wij slechts broddelwerk.

De dierentuinwereld heeft zelf het heft in handen genomen als het gaat om maatregelen ter verbetering van het welzijn van de dieren onder hun hoede.
Dit heeft in luttele jaren geresulteerd in de gezamenlijke productie van zelfopgelegde beroepscodes voor zaken waarin de wetgever niet voorziet:
NVD Ethische code: de twaalf leden van de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD) hebben hun gezamenlijke opvattingen en handelswijzen op het gebied van verantwoorde huisvesting en verzorging van dierentuindieren bijeen gebracht in de NVD Ethische code.
NVD Code Diertransacties: de NVD dierentuinen voeren een progressief beleid bij het verwerven en het uitplaatsen van dieren.
NVD Notitie Opvang van in beslag genomen dieren: jaarlijks neemt de Nederlandse overheid duizenden exotische dieren in beslag. De dierentuinen dienen vaak als eerste opvang.
NVD richtlijnen Dood-dier materiaal: dieren hebben niet het eeuwige leven. Dierentuinen houden goed in de gaten wat er met gestorven dieren gebeurt.
Educatieve Nota 2003: deze nota is een intern document en wendt zich vooral tot de dierentuingemeenschap zelf, met als doel de educatieve potenties van de NVD-tuinen nóg verder te benutten in het belang van duurzaam natuurbehoud.
(Bron: website Ned. Ver. van Dierentuinen).

Verder moeten in dit verband worden genoemd:
– toelatingsbeleid van de NVD door onderlinge inspecties
– inspectie nieuwe EAZA leden (Europese federatie van dierentuinen) aan de hand van een zeer uitvoerige checklist
– collectiebeheer (vermijden ongewenst surplus, hoewel het hebben van nakomelingen wordt beschouwd als een zeer gedragsverrijkend gebeuren)
– euthanasiebeleid en gedragsverrijkende maatregelen.
Het lijkt er op dat tot ruim na 2040 de dierentuinwereld voor blijft lopen op de Haagse en Brusselse wet- en regelgeving, en daar zijn ze daar heel blij mee.

In de komende decennia gaat de dierentuinwereld verder op het ingeslagen pad: zelfregulatie en zelfcontrole voordat de publieke opinie ons dwingt, media ons imago schaden en de overheid en/of politiek een waslijst van onpraktische richtlijnen en wetgeving over ons uit stort. Het ligt in onze bedoeling – maar dat geldt dan vermoedelijk vooral uw (klein)kinderen – dat u ook na 2040 nog dierentuinen kunt bezoeken.
Ook de handhaving is voor een belangrijk deel in eigen hand. Als dierentuinen zich niet houden aan de overeengekomen gedragscodes wordt hen de toegang tot de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen of de Europese samenwerkingsverbanden ontzegd, waardoor kennisuitwisseling, het verkrijgen van dieren en deelname aan fokprogramma’s voor bijzondere en vaak bedreigde diersoorten onmogelijk wordt. Streven is: onafhankelijkheid van wildvang.
Maar soms kan het nodig zijn de laatste exemplaren van een met uitsterven bedreigde soort te vangen om er in dierentuinen of fokcentra weer een levensvatbare populatie van te maken (o.a. Arabische oryx, Californische condor). De dierentuinwereld speelt hierbij een belangrijke rol.
De Stichting Dierentuinen Helpen (SDH), het natuurbeschermingsfonds van de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD) ondersteunt natuurbeschermingsprojecten zowel in situ als ex situ met een belangrijke voorkeur voor het directe behoud van bedreigde diersoorten. Dit wordt gedaan door zowel financiële ondersteuning als overdracht van kennis en expertise.

Ruim voor 2040 zullen, door de vele eisen op diergeneeskundig gebied, de (deels zelfopgelegde) beperkingen van invoer van wildvang dieren en de vrijwel algehele afhankelijkheid van onderlinge uitwisseling van dieren, de dierentuinen nog maar over beperkt aantal soorten kunnen beschikken. Dierentuinen worden op deze wijze dus gedwongen hun exclusiviteit te halen uit de kwaliteit en originaliteit van de presentatie, de educatieve omlijsting en de onderscheidende thematische en conceptuele invalshoek.
Een uitdaging voor de komende decennia.

Last van buurtkatten?

Pas de volgende brief aan aan de omstandigheden in uw buurt:

Beste Buren,

Het is lente en de vrolijke baltsroep van kieviten, grutto’s en andere weidevogels is weer volop in de lucht. Maar hoe hoopvol ook dit lentegeluid, met de Waterlandse weidevogels gaat het niet goed. De aantallen nemen ieder jaar af en dat betekent een ernstige verarming van de weilanden rondom ons dorp. Met name aan de noordzijde is dat onmiskenbaar.

Die jaarlijkse achteruitgang heeft een veelheid van oorzaken. Soms heeft het te maken met het beheer van de weilanden, zoals maaien, mesten of slootonderhoud met schadelijke middelen of methoden. Maar dat geldt niet voor het ecologisch verantwoord beheerde land van de familie Spaans. Vaker echter lijken kraaien en eksters, maar ook vossen en loslopende poezen oorzaak van de dramatische afname van de weidevogelstand.

Nu zijn kraaien, eksters en vossen wilde dieren, die in principe in Waterland thuishoren. In geval van overlast en schade bestaat er wetgeving gericht op de regulering van de aantallen.
Met katten ligt de zaak anders. Die behoren natuurlijk niet tot de van nature in ons land thuis-horende diersoorten. Het zijn ook geen wilde dieren – hoewel ze makkelijk verwilderen – maar afstammelingen van de Libische wilde kat, waarvan het domesticatieproces vermoedelijk zo’n 9000 jaar geleden is begonnen. Dagelijks kan ik met eigen ogen zien hoe minstens 5 poezen alles wat op hun weg komt aan vogels, kikkers en kleine zoogdieren doodt.

Dat is de natuur van het dier zult u als poezenbezitter stellen, maar ook hondeneigenaren worden geacht het van nature aanwezige jachtinstinct van hun huisdier in toom te houden en te verhinderen dat ze een slachting onder schapen aanrichten. Als bezitter van enkele legkippen zorg ik er met behulp van hok en kippenren voor dat mijn pluimvee niet de bollen uit de grond spit bij de buren en hun terras bevuilt. Hoewel ook geheel de natuur van kippen.
Maar wel wordt het heel gewoon gevonden als poezen zich aan weidevogels te goed doen, de door mij gekoesterde vogels uit mijn tuin te pakken nemen, graven in mijn moestuin en hun uitwerpselen achterlaten in de grond waarin ik even later weer loop te tuinieren.
En ook een belletje rond de nek van uw poes helpt onze Waterlandse vogels niet. Wel worden zo veel volwassen vogels gered, maar voor jonge weidevogels of voor hulpeloze kuikens in nesten is er natuurlijk geen ontsnappen aan.

Natuurlijk gunt iedereen u uw huisdier, alleen de overlast voor anderen is vaak ondragelijk.
Ons verzoek is dan ook om uw poezen, net als alle hondenbezitters, pluimveehouders en eigenaren van andere huisdieren doen, in uw eigen tuin en huis te houden.

Met vriendelijke buurtgroet,

Wilt u echt overleven als soort?

In het dierenrijk bestaat een reusachtige variatie aan samenlevingssystemen, manieren van voortplanting en zorgvormen. Alles natuurlijk gericht op het overleven van de soort door een succesvolle seksuele voortplanting en het grootbrengen van gezonde jongen in de omstandigheden waarvoor een bepaalde soort ‘heeft gekozen’. Geslachtelijke voortplanting staat namelijk garant voor een oneindige variatie in het nageslacht. Op meereiige tweelingen na zijn alle nakomelingen van mensen, dieren en planten, die uit paring tussen mannetjes en vrouwtjes zijn voortgekomen, verschillend. Deze verschillen maken, dat als de omgeving verandert, er individuen kunnen zijn die zich aan die veranderde situatie aanpassen. Individuele mensen, dieren en planten die dat niet kunnen ‘halen soms de eindstreep niet’ of zullen geen of minder goed aangepaste nakomelingen krijgen. In ieder geval moeten ze het vaak afleggen tegen het nageslacht van soorten die beter zijn aangepast aan de nieuwe leefomstandigheden.
De grote variatie in samenlevingsvormen, rollenpatronen, manieren van voortplanting en zorgsystemen voor de nakomelingen (en soms voor elkaar) zijn natuurlijk niet toevallig ontstaan, maar boden voor de verschillende soorten planten, dieren en mensen de beste overlevingskansen in hun niche.
Vertaald naar de mens, de typisch vrouwelijke en mannelijke capaciteiten en kwaliteiten kwamen het best tot hun recht in de wereld zoals die tot voor kort bestond.

Maar de laatste eeuw is er natuurlijk veel veranderd. Vrouwen kregen de zelfde rechten als de man en bevinden zich niet meer in de merkwaardige ondergeschikte positie, zoals dat in ons land enkele tientallen jaren geleden nog het geval was en in veel landen en culturen nog steeds het geval is. Universiteiten en andere opleidingsinstituten, die een eeuw geleden nog haast ontoegankelijk waren voor vrouwen, zien soms dat ruim de helft van de studenten studentes zijn en onweerstaanbaar veroveren vrouwelijke medewerkers de plaats die hen toekomt in het openbare, culturele en bedrijfsleven. En gelukkig maar, want anders zou nog veel niet optimaal gebruikt talent thuis zitten en huis en kinderen verzorgen, talent dat buitenshuis beter tot ontplooiing komt. Aan de andere kant is het natuurlijk zo, dat er veel mannelijke werknemers zijn, die weinig van hun werk bakken en veel geschikter zijn voor zorgtaken binnenshuis, en misschien ook wel gelukkiger.

In onze veranderende samenleving zou het best eens zo kunnen zijn dat het niet verantwoord is zo veel talent niet optimaal te gebruiken of zelfs ongebruikt te laten, en anderen werk te laten doen waarvoor ze niet voldoende capaciteiten hebben. In ieder geval is het natuurlijk belangrijk dat alle kwaliteit, die in de samenleving is te vinden, zo goed mogelijk wordt ingezet. Het maakt niet uit of bepaalde werkzaamheden typisch mannelijk zijn of vrouwelijk, of dat we vinden dat de plaats van de vrouw thuis is en de man de kost moet verdienen. Voor dat soort ouderwetse opvattingen is in onze moderne, snel veranderende en veeleisende samenleving geen plaats meer. En het kan nu ook: supermarkten, kolfkamers, naschoolse opvang, flesvoeding, anticonceptie, crèches e.d. geven vrouwen meer ruimte tot ontplooiing op andere terreinen dan het huishouden.
En misschien moeten we met z’n allen ook wel overstag.
Als we kost wat kost zouden proberen op de oude voet verder te gaan, en onze soort in haar pogingen zich aan te passen aan de nieuwe situatie, kunstmatig afremmen met de vaak dwingende regels opgelegd door achterhaalde tradities en vrouwonvriendelijke religies, dan zouden we het als soort wel eens niet kunnen redden.
De meesten van ons vinden dat niet de bedoeling ondanks dat inmiddels wel duidelijk is dat onze aarde beslist beter af zou zijn zonder ons.
Maar één ding is zeker: ook wij zijn als zoogdier – evenals andere zoogdieren, bacteriën, insecten, en vogels – onderworpen aan de wetten van de evolutie.
Overleven voor onze soort betekent dus aanpassen! De keuze is aan U.

Ten slotte, traditioneel roepen we altijd maar dat vrouwen geschikter zijn dan mannen voor de opvoeding van de kinderen en voor de huishouding. Maar in de natuur zien we een reusachtige veelheid aan voorbeelden, die laten zien dat bij veel diersoorten de mannen goed in staat zijn de dagelijkse zorg én de verantwoordelijkheid voor de jongen op zich te nemen. En al denken veel mannen – en soms zelfs vrouwen – daar anders over, ook bij onze soort blijken mannen heel goed in staat de zorg voor de huishouding en de kinderen aan te kunnen. Misschien is een aanpassing van onze traditionele taakverdeling – het huidige rollenpatroon dus – wel nodig om te kunnen overleven als soort in een snel veranderende wereld.
Wat in de mensenwereld zo natuurlijk lijkt, is in de dierenwereld – in de natuur dus – zo natuurlijk niet!

De Fluisterende Olifant

Enkele weken geleden beleefde ik een interessante, ontspannende en gevarieerde avond in het Amsterdamse Parooltheater. Maandelijks wordt daar ‘De fluisterende olifant’, een avond met een drietal interviews en enige muziek, georganiseerd door mensen met een duidelijk ‘hart voor de zaak’. De prachtige – maar erg kleine – zaal nabij het Nes noopt echter tot tijdige reservering. De volgende avonden zijn op 2 februari en op 30 maart.

Reserveren kan via: 020-5584444, maar wees op tijd!

Preventie hondenpoep

Bevestiging van dit gedicht aan het hek heeft werkelijk geholpen!
(NB eerste regel zelf aantal jaren invullen)

Geachte Buurthond

Wij wonen hier nu ruim ….. jaar
En voelen ons volkomen thuis,
Maar een ding vinden wij wat raar
Dat zijn uw drollen voor ons huis.

Een bont assortiment aan hopen
Van groot en bruin tot klein verkleurd.
Komt ons bezoek in’t donker binnen lopen
Dan is de vloer alweer besmeurd.

De oorzaak ligt natuurlijk niet bij u
Uw baasjes weten vast wel beter.
En ik weet, het klinkt wat cru
Het interesseert ze voor geen meter.

Namens de bewoners van deez’ buurt
Vraag ik u werkelijk héél oprecht,
Als u uw baasje beter aanstuurt
Dan heb ik dit nooit gezegd.

Maarten Th. Frankenhuis

Leuk alternatief voor begraven of cremeren

Twee zaken die me onlangs niet onberoerd lieten en tot enige dichtregels bewogen: ten eerste, seks neemt in het leven van Opzij lezeressen een zeer lage plaats in, komt zelfs na het lezen van boeken, en je kunt in Japan de as van een teer beminde overledene tot diamant laten persen.

De navelpiercing

Een liefdesleven lang, dor en verdroogd
Geweerd als giftig zuur van zwavel,
Nu eind’lijk in de onderbuik gedoogd
Zij’t als postume liefde in de navel.



Maarten Th. Frankenhuis

Even een welgemeende waarschuwing

Onlangs was ik de hele dag met mijn schoonvader in het Endemol bolwerk in Aalsmeer. Mijn schoonvader doet al jaren mee in de Postgirocodestaatsloterij en zo, en was daarom met mij – samen met 998 andere gelukkige vaderlanders – te gast bij Linda de Mols’ miljoenenjacht. In principe kon je er 5 miljoen gulden opstrijken, maar ons bracht het slechts doorgezeten achterwerken en een zwakzinnige dag vol veel fileleed. Maar, en dat moet toch ook worden gezegd: het Haarlemmermeerringvaart lunchbuffet met bijpassende muzikale omlijsting, 30 minuten stationair roken in de geobstipeerde parkeergarage, de fles drank in oranje feestverpakking en postcodegiroparaplu maakten veel goed. Maar de grenzenloze onbenulligheid van de show brak alle records.
Vanzelfsprekend waren we erg geïmponeerd door de showgroep hooggelaarsde, kortgerokte geblondeerde kippen met genummerde koffertjes. Dat bleek later dan ook een erg belangrijk onderdeel van de dag. Ondanks dat er een uitvoerige schriftelijke en mondelinge uitleg werd gegeven bij alles wat ons de komende uren te wachten stond aan spelrondes, prijzen en spontaan geregisseerd applaus en gejuich kreeg ik de indruk dat wij de enigen waren die er geen bal van begrepen. Het klinkt wat narrig allemaal natuurlijk – waarschijnlijk omdat ik niet met een miljoentje of wat naar huis kon – maar wel alle lof voor Linda. Jammer dat ze haar bijzondere talenten op deze manier vergooit. Uitermate professioneel en ongelofelijk enthousiasmerend. Het had maar weinig gescheeld of ook wij waren zelfs in de wave gegaan en hadden ritmisch in onze handen geklapt. Maar toch platzak retour dus. En dat terwijl ik me nog zo goed had voorbereid: bij de kapper, in de wachtruimte van het Chinese restaurant in Monnickendam, in de rij bij Albert Heyn: alle Privé’s, Story’s, Actueels e.d. door gebladerd, alle nonsens, roddel en achterklap uit m’n hoofd geleerd over André Hazes, de bedroefde Rachel, hun kleine Dré en zijn ex Annie Dijkhuis. Ook ben ik niet meer te verslaan op Goede Tijden, en dat geldt evenzeer voor Slechte Tijden. Heb me natuurlijk bovenal verdiept in enkele topvoetballers en andere seksschandalen, recente liquidaties en autocoureurs, en vooral in de escapades van de Braakhovens, enkele spraakmakende Grote Graaiers en kokhalzende politici. De vraag over minister Hoogervorst had ik dan ook geheel goed en wist zelfs de betekenis van de woorden pleisteren in relatie tot kraanvogels en negligé, waarvan de connotatie me op het ‘moment suprême’ helaas ontging. Maar daarna gingen we weer diep door het stof toen ik niet op de naam van Marco van Basten kwam bij de combinatie: voetbal, regenworm en vrouw, nog nooit had gehoord welk rijwielmerk Jantje Smit bereed en zelfs niet wist dat Marjan Timmer – geheel toevallig overigens – met een mijnheer Timmer getrouwd bleek.
Vol schaamte daarom, maar wel een bijzondere ervaring rijker slopen mijn schoonvader en ik na afloop weg. Bekenden kwamen we gelukkig niet tegen. Ook waren we niet de oudste deelnemers. Pas tegen acht uur waren we weer thuis. Over brandend maagzuur, getraumatiseerde trommelvliezen en gekmakende lichteffecten wil ik het verder niet hebben.
Laat het een waarschuwing zijn.