Bezoekers van dierentuinen verwachten dat de gepresenteerde dieren ruim en natuurlijk zijn gehuisvest, in de juiste groepssamenstelling met elkaar verkeren in termen van aantallen, geslachtsverhouding en leeftijdsopbouw. En natuurlijk is er grote aandacht voor de voeding, huisvesting en verzorging van onze dieren. Aandacht voor dierenwelzijn dus, maar anders dan voor landbouwhuisdieren.
Een traditionele en veelgehanteerde definitie van dierenwelzijn zijn de 5 vrijheden geformuleerd door de commissie Brambell, waaraan ik voor dierentuindieren in het bijzonder wil toevoegen dat een dier soorteigen gedrag moet kunnen vertonen.
Op het congres van de Europese Dierentuin Federatie (EAZA, september 2004) vond een plenaire sessie plaats over een aantal ethische kwesties en daar kwamen ook de genoemde 5 vrijheden aan de orde. Er werd gesteld dat die 5 vrijheden (of in ieder geval een aantal ervan) juist onlosmakelijk verbonden zijn met het natuurlijke gedrag: geen foerageergedrag zonder honger vooraf, geen concurrentie-, balts- en paargedrag zonder stress, geen jaarcyclus zonder periodieke ontberingen, rangordegevechten en angst voor predatoren.
Dat wil overigens niet zeggen dat het streven is om rond 2040 roofdieren en potentiële prooidieren in een verblijf gezamenlijk onder te brengen.
Maar hoe zeer we ook onze best blijven doen, kritische vragen blijven bij het houden van exotische dieren in dierentuinen:
– met welk recht kunnen dieren in hun bewegingsvrijheid worden beperkt
– met welk recht onttrekken wij dieren aan de natuur
– wat is de waarde van het instandhouden van bedreigde diersoorten?
Het optreden van domesticatie is onvermijdelijk. Duidelijk moge zijn, vergeleken met de complexiteit van het natuurlijke seksuele selectie proces leveren wij slechts broddelwerk.
De dierentuinwereld heeft zelf het heft in handen genomen als het gaat om maatregelen ter verbetering van het welzijn van de dieren onder hun hoede.
Dit heeft in luttele jaren geresulteerd in de gezamenlijke productie van zelfopgelegde beroepscodes voor zaken waarin de wetgever niet voorziet:
NVD Ethische code: de twaalf leden van de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD) hebben hun gezamenlijke opvattingen en handelswijzen op het gebied van verantwoorde huisvesting en verzorging van dierentuindieren bijeen gebracht in de NVD Ethische code.
NVD Code Diertransacties: de NVD dierentuinen voeren een progressief beleid bij het verwerven en het uitplaatsen van dieren.
NVD Notitie Opvang van in beslag genomen dieren: jaarlijks neemt de Nederlandse overheid duizenden exotische dieren in beslag. De dierentuinen dienen vaak als eerste opvang.
NVD richtlijnen Dood-dier materiaal: dieren hebben niet het eeuwige leven. Dierentuinen houden goed in de gaten wat er met gestorven dieren gebeurt.
Educatieve Nota 2003: deze nota is een intern document en wendt zich vooral tot de dierentuingemeenschap zelf, met als doel de educatieve potenties van de NVD-tuinen nóg verder te benutten in het belang van duurzaam natuurbehoud.
(Bron: website Ned. Ver. van Dierentuinen).
Verder moeten in dit verband worden genoemd:
– toelatingsbeleid van de NVD door onderlinge inspecties
– inspectie nieuwe EAZA leden (Europese federatie van dierentuinen) aan de hand van een zeer uitvoerige checklist
– collectiebeheer (vermijden ongewenst surplus, hoewel het hebben van nakomelingen wordt beschouwd als een zeer gedragsverrijkend gebeuren)
– euthanasiebeleid en gedragsverrijkende maatregelen.
Het lijkt er op dat tot ruim na 2040 de dierentuinwereld voor blijft lopen op de Haagse en Brusselse wet- en regelgeving, en daar zijn ze daar heel blij mee.
In de komende decennia gaat de dierentuinwereld verder op het ingeslagen pad: zelfregulatie en zelfcontrole voordat de publieke opinie ons dwingt, media ons imago schaden en de overheid en/of politiek een waslijst van onpraktische richtlijnen en wetgeving over ons uit stort. Het ligt in onze bedoeling – maar dat geldt dan vermoedelijk vooral uw (klein)kinderen – dat u ook na 2040 nog dierentuinen kunt bezoeken.
Ook de handhaving is voor een belangrijk deel in eigen hand. Als dierentuinen zich niet houden aan de overeengekomen gedragscodes wordt hen de toegang tot de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen of de Europese samenwerkingsverbanden ontzegd, waardoor kennisuitwisseling, het verkrijgen van dieren en deelname aan fokprogramma’s voor bijzondere en vaak bedreigde diersoorten onmogelijk wordt. Streven is: onafhankelijkheid van wildvang.
Maar soms kan het nodig zijn de laatste exemplaren van een met uitsterven bedreigde soort te vangen om er in dierentuinen of fokcentra weer een levensvatbare populatie van te maken (o.a. Arabische oryx, Californische condor). De dierentuinwereld speelt hierbij een belangrijke rol.
De Stichting Dierentuinen Helpen (SDH), het natuurbeschermingsfonds van de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen (NVD) ondersteunt natuurbeschermingsprojecten zowel in situ als ex situ met een belangrijke voorkeur voor het directe behoud van bedreigde diersoorten. Dit wordt gedaan door zowel financiële ondersteuning als overdracht van kennis en expertise.
Ruim voor 2040 zullen, door de vele eisen op diergeneeskundig gebied, de (deels zelfopgelegde) beperkingen van invoer van wildvang dieren en de vrijwel algehele afhankelijkheid van onderlinge uitwisseling van dieren, de dierentuinen nog maar over beperkt aantal soorten kunnen beschikken. Dierentuinen worden op deze wijze dus gedwongen hun exclusiviteit te halen uit de kwaliteit en originaliteit van de presentatie, de educatieve omlijsting en de onderscheidende thematische en conceptuele invalshoek.
Een uitdaging voor de komende decennia.