Elie Heimans werd ooit in de tuinen van het genootschap geïnspireerd tot de uitspraak: “Artis is toch maar het mooiste wat er op natuurhistorisch gebied in Nederland is te vinden.”
De onderwijzer Elie Heimans en Dr. Jac. P. Thijsse waren de drijvende kracht achter het populariseren van de levende natuur in ons land en door hen werd een belangrijke reeks van initiatieven op natuurhistorisch gebied in gang gezet. Zij waren het, die met hun populaire werken over de inheemse natuur de ogen van de burgerij én van de beleidsmakers wisten te openen voor zowel de inheemse diersoorten en planten als voor de natuurbeleving zelf.
Vrijwel alle natuurhistorisch getinte bijeenkomsten vonden de eerste decennia plaats in Artis en ook de beide Artisdirecteuren dr. C. Kerbert en dr. A.L.J. Sunier, die van 1890 tot 1953 de leiding hadden over het genootschap, alsmede de Inspecteur van de Levende Have de heer A.F.J. Portielje, waren belangrijke initiatiefnemers, waren bij alle bijeenkomsten aanwezig en gaven de jonge verenigingen alle ruimte.
Op 26 januari 1901 werd op initiatief van de heren Heukels en Heinsius een eerste bijeenkomst gehouden in Artis ten einde te onderzoeken of er belangstelling bestond voor het oprichten van een natuurhistorische vereniging. De waardering voor het initiatief was overweldigend.
Het werd een bruisend jaar, want in tal van steden vond het Amsterdamse initiatief navolging, en reeds op 27 december 1901 werd in de Koningszaal van Artis het overkoepelend orgaan, de Nederlandsche Natuurhistorische Vereniging (NNHV) opgericht. Artis was in die tijd hét centrum van de beginnende natuurstudie voor natuurvrienden. Men hield er lezingen en er werden voorbereidingen getroffen voor natuurexcursies.
Tijdens een excursie naar Bergen en Schoorl in 1905 werd het volgende door Mej. E. Weeveringh geschreven lied gezongen (wijze In naam van Oranje):
Komt mee naar de bosschen, naar veld en naar vliet,
De N.N.H.V. trekt weer uit!
Stemt in met ons krachtig en vreugdevol lied,
Dat nauwer ons aan elkaar sluit’!
De N.N.H.V. bracht ons allen tezaam,
Geëerd en gehuldigd zij altijd haar naam,
Lang leve de N.N.H.V.! (bis)
Het belangrijkste initiatief op natuurhistorisch gebied was natuurlijk de oprichting van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten op 22 april 1905, eveneens in de Koningszaal. Een bronzen plaquette werd ter gelegenheid van dit feit in de zaal bevestigd, evenals bijna 100 jaar later de bronzen plaquette ter herinnering aan het honderdjarig bestaan van de – inmiddels koninklijke – KNNV op 26 januari 2001.
Op 1 januari 1906 telde de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten reeds 65 leden en kon via obligaties in het zelfde jaar het eerste natuurmonument, het Naardermeer, worden aangekocht. Dit unieke natuurgebied, dat op het punt stond te worden gebruikt als stortplaats voor huisvuil van de Gemeente Amsterdam, was met name bekend om haar kolonie lepelaars. Het is dan ook zeer toepasselijk, dat in de grote volière tegenover de Koningszaal een florerende lepelaarpopulatie en diverse andere weide- en moerasvogels het Artisbezoek bewust maken van het bijzondere van onze inheemse levende natuur.