Vissen, amfibieën, reptielen, vogels en enkele zoogdiergroepen hebben geen gescheiden uitgangen naar buiten voor uitwerpselen en urine zoals wij hebben.
Bij die dieren verzamelen poep en pies zich doorgaans eerst in een gemeenschappelijke ruimte, de cloaca, voordat de lichaamsafval via de gemeenschappelijke uitgang wordt verwijderd.
Bij enkele soorten beenvissen is er geen cloaca, maar slechts een gemeenschappelijke uitgang naar buiten. Bij de in open zee levende grote haaien en roggen hangt aan de buitenzijde van de cloaca een soort penis, die uitsluitend dienst doet als copulatie-orgaan.
Het zelfde geldt voor veel reptielen als krokodillen en sommige slangen, loopvogels als struisvogels, casuarissen, emu’s en nandoe’s en watervogels als eenden, ganzen en zwanen.
Bij alle andere vogelsoorten worden de cloaca’s tijdens de paring tegen elkaar aan gelegd en wisselt het zaad van eigenaar, de ‘cloacal kiss’.
Als bij vogels het ei uit de eileider aankomt in de cloaca dan worden de uitgangen van de urineleiders en de einddarm dicht gedrukt zodat het ei helemaal schoon naar buiten komt.
Zelfs sommige zoogdieren zijn in het bezit van deze oeroude anatomische structuur: eierleggende zoogdieren als de mierenegel uit Nieuw Guinea en het vogelbekdier (Australië), maar ook buideldieren als kangoeroes lozen alles via een cloaca. Buideldieren hebben daarbij een gevorkte penis, een copulatie-orgaan dat alleen een rol speelt bij de zaadlozing en in staat is de gepaard aangelegde buideldierbaarmoeder naar behoren te bedienen.