Over ontrouw, harems en testikelgrootte

Boeiend is de variatie in grootte van testikels van primaten – apen en mensen dus – in relatie tot het lichaamsgewicht. Chimpanseemannen hebben enorme ballen, gorilla’s piepkleine en orang utans zitten er een beetje tussen in. Aangenomen wordt dat de mate van promiscuïteit van de vrouwen daarbij een rol speelt. Zo moeten chimpanseemannen frequent grote hoeveelheden zaad inbrengen bij hun ovulerende, ‘tot ontrouw neigende’ en voortdurend door andere mannen belaagde vrouwen terwijl geen enkele buitenechtelijke gorillaman het in zijn hoofd haalt om de harem van de ‘silverback’ binnen te dringen.
Een mensentestikel is beslist kleiner dan die van de chimpansee maar aanmerkelijk groter dan die van de gorilla. Dat houdt voor de mensenman in ieder geval een subtiele waarschuwing in. U weet nu ten minste uit wat voor nest u komt. Het is beslist niet de bedoeling dat u dit opvat als vrijbrief.
De Paranthropus robustus, moet wat betreft de grootte van zijn testikels als enige van onze verre verwanten veel weg hebben gehad van de gorilla ondanks dat er geen ‘weke delen’ van zijn bewaard gebleven. Van deze Zuid-Afrikaanse Australopithecussoort werden tussen de 1,5 en twee miljoen jaar oude fossielen gevonden in de buurt van Swartkrans, Drimolen en Kromdraai. Ook hier, evenals bij de gorilla, een markant grootteverschil tussen de seksen, wijzend op haremvorming en de bijbehorende competitie tussen de mannen om het alleenrecht op de vrouwelijke dieren. Bij gorilla’s zien we bovendien dat de vrouwtjes zo’n 5 tot 6 jaar eerder geslachtsrijp zijn dan de mannetjes. Alles wijst er op dat ook bij P. robustus de seksuele rijping van de mannen op aanzienlijk latere leeftijd viel dan bij de vrouwelijke individuen. Hiermee onderscheidt deze primitieve primaat zich in hoge mate van alle andere Australopithecussoorten, Homo sapiens en chimpansees. Opvallend was ook het relatief grote aantal jonge mannetjes dat ten prooi viel aan roofdieren, een fenomeen dat bij andere Australopithecussoorten niet in die mate werd waargenomen. Zoals bij veel in groepen levende primaten moeten mannelijke of vrouwelijke dieren – afhankelijk van de soort – na het bereiken van de pubertijd de groep verlaten. Vrouwtjes vinden snel een veilig onderkomen bij andere groepen, maar jonge mannen moeten hun heil zoeken in vrijgezellenclubjes of zwerven nog enige tijd eenzaam en risicovol rond voordat ze aansluiting vinden. Niet voor niets dat de sterfte bij jonge, uitgestoten mannelijke bavianen drie keer zo groot is als bij jonge mannen in groepsverband.