De prieelvogels van Australië en Nieuw Guinea zijn wel heel bijzondere architecten, constructeurs en aannemers. Zij behoren namelijk tot de zeer weinige diersoorten, die naast spierballen, baltsgedrag, zang en pluimage, ook aardse bezittingen in de strijd werpen.
De mannetjes bouwen (soortspecifieke) priëlen en verrassende siertuinen van gras, takjes en bladeren en leuken deze vervolgens op met slakkenhuisjes, kleurige insecten en bloemen. In de buurt van dorpjes vind je er soms zelfs vrolijk gekleurde kroonkurken en stukjes plastic aan toegevoegd. Soms zijn het eenvoudige bouwsels in de vorm van een hutje, ronde schutting of gangetje van twijgjes, maar sommige soorten maken heel ingenieuze driedimensionale bouwsels rond een struikje bijvoorbeeld. Opmerkelijk is: hoe kleuriger en uitbundiger hun veren des te minder maken ze c.q. hoeven ze te maken van hun priëlen. Soorten waarvan de mannetjes die op hun kleurloze vrouwtjes lijken moeten hun kwaliteiten als echtgenoot tonen door het maken van heel ingewikkelde bouwsels en mooie versiersels. En alles natuurlijk omlijst met gezang. Het zijn meesters in het imiteren van menselijk gebabbel, het geluid van een waterval, een remmende auto of bijvoorbeeld het geknor of gegil van een varken.
Voortdurend proberen de mannetjes elkaars bouwsels te beschadigen en de versiersels te ontvreemden ten behoeve van het eigen prieel. Niet ongevaarlijk want ze verliezen daarbij alle dreiging van roofdieren volledig uit het oog. Verander je iets aan hun prieel dan hebben ze dat meteen door en brengen direct weer alles in de oude staat.
Niet lang geleden werd ontdenkt dat aan de lokkende en lonkende combinatie van verentooi, prieelconstructie en versiering en zang nog een vierde onderscheidende component moet worden toegevoegd: de buzz-wing flip, ingewikkelde vliegcapriolen dus.
De vrouwtjes verlenen (natuurlijk) hun gunsten aan de mannen die er het best uitzien, de mooiste vliegkunsten vertonen, het mooist zingen en aan het onderlinge geweld het mooiste bouwwerk overhouden. En terecht, zij zijn immers het best in staat gebleken hun bezittingen te beschermen. Dit in de hoop dat zij later hetzelfde zullen doen met het nest, de eieren en de jongen.