Clangericht of klantgericht?

Bestuurlijke problemen in evolutionair perspectief

Onlangs liet Alan Greenspan, voormalig president van de Amerikaanse centrale banken, weten dat de huidige financiële crisis wel eens de ergste zou kunnen worden sinds de Tweede Wereldoorlog. Gezien de verwevenheid van markten en politiek-militaire bondgenootschappen betekent dit voor Europa – en dus ook Nederland met zijn internationaal gerichte economie – dat op korte termijn grote economische problemen ontstaan. Waarschijnlijk zullen hierdoor bestaande maatschappelijke problemen in ons kikkerlandje verergeren, waaronder het toch al geringe vertrouwen van een groeiend deel van de bevolking in het beleid van de financiële en bureaucratisch-politieke elites.

Dit artikel maakt duidelijk dat de sluimerende onvrede bij een groot deel van de Nederlanders primair voortkomt uit de monopolistische clanstructuur van de overheid en van het ‘bankwezen’. Een veelheid aan maatschappelijke problemen vloeit hieruit voort en een grote urgentie tot structurele aanpassingen van “het systeem” lijkt aanwezig. En of wij nu de “kroon der schepping” zijn, dan wel doorgeëvolueerde en elkaar vlooiende primaten, clans blijken steeds weer de kernen van de onderhuidse sociale realiteit.
Daarom dit bescheiden overzichtsartikel.

De gemeenschappelijke en oeroude wortels van de mens, mensapen en van andere gewervelde dieren zijn hecht verweven. Daar veranderen luttele generaties vuistbijlen maken, speerwerpen, boekdrukken en e-mailen niets aan. Een nietige episode in de wordingsgeschiedenis van onze soort.
Naast alle liefde, hulp, zorg en andere ‘positieve’ eigenschappen waarmee we onze medeburgers kunnen verblijden, behoren ook andere, ontroerend primitieve en diepgewortelde verworvenheden tot ons ethologisch repertoire. We liegen en bedriegen, bedreigen en intimideren en bevoordelen en ‘vlooien’ leden van de eigen belangengroepering dat het een lieve lust is. Want bovenal zijn we clanlid.

Alle reden om eens te zoeken naar mogelijke evolutionaire wortels van hedendaagse bestuurlijke uitwassen als de IRT-affaire, het blunderen met landmijnen en de vuurwerkramp in Enschede. Minder dodelijk, maar evenzeer traumatiserend is de wijze van ‘corrigeren’ door hogere overheden van politici en ambtenaren van lagere rang, die de waarheid hoger in het vaandel dragen.

Zo noemde Ad Melkert de beschuldiging dat hij een rol zou hebben gespeeld bij het ontslag van een klokkenluider binnen de UNDP ‘klinkklare onzin’.
Het contract van Shkurtaj werd niet verlengd nadat hij zijn meerderen, onder wie Melkert, erop had gewezen dat Noord-Korea voor ontwikkelingshulp bestemd geld jarenlang oneigenlijk had gebruikt, in het bijzonder voor het kopen van wapens. Shkurtaj in een interview in Vrij Nederland: “Ineens was ik een gevaarlijk iemand die de toegang tot het VN-gebouw werd ontzegd”.

En verder worden medewerkers van overheidsinstelling te vuur en te zwaard – soms letterlijk – gedekt door hun meerderen en ministeries. De Landmijnen Affaire en de Vuurwerkramp zijn overduidelijke illustraties en behoeven geen nadere uitleg; Internet levert ruim voldoende informatie. Maar ook de ‘afhandeling’ van het tragische ongeval op de Open Landmachtdag in Wezep is kenmerkend voor de manier waarop clanleden elkaar dekken.

Na een helikopterongeval in Wezep, waarbij een militair van de Luchtmobiele Brigade om het leven kwam, heeft een lid van diezelfde brigade een hem onbekende man van de fiets geslagen, die daarbij een gebroken jukbeen en scheurtjes in zijn oogkas opliep. De militair zei dat hij zijn agressie kwijt moest en dreigde de andere aanwezigen de keel af te snijden. De landmacht heeft besloten de verdachte niet te schorsen. Hij is gewoon aan het werk.

En natuurlijk wordt er door dik en dun goed voor andere clanleden gezorgd.

In 2006 was een werkgever gemiddeld € 17.000 per ontslag kwijt. De overheid en het onderwijs gaven daarentegen gemiddeld € 33.400 per ontslag uit.
Het bontst maakte het de provincie Brabant, die onterecht belastinggeld gebruikte voor de vertrekregelingen. Een voormalig afdelingshoofd kreeg 25 jaar een welvaartsvaste uitkering, terwijl hij recht had op twee jaar wachtgeld. De projectleider van de uit de hand gelopen renovatie van het provinciehuis kreeg € 225.000 mee. Een directeur bleef na haar vertrek voor 55 procent op de loonlijst staan, zonder daarvoor te hoeven werken en een afdelingshoofd kreeg € 50.000 ter compensatie van inkomensverlies bij een andere baan.
Het Brabants Dagblad moest 3,5 jaar procederen om de gegevens te krijgen.

Maar aan de horizon, althans in ons land, gloort enige hoop. Met betrekking tot de tsunami aan klachten over de fiscus merkt ombudsman Brenninkmeijer op dat de relaties tussen het rijk en de burger verharden, doordat de overheid lomp en respectloos met haar burgers omgaat. “Die verharding kan niet worden toegeschreven aan de burger”, aldus de ombudsman. “Het overgrote deel van de burgers deugt. De sleutel ligt bij de overheid. Die moet het goede voorbeeld in de samenleving geven.” (De Telegraaf: 20 maart 2008)
Niet onverstandig overigens van Brenninkmeijer om na zijn rol in de Landmijnen Affaire voor één keertje de overheid af te vallen op een punt van enig belang.

Volgens de studie van UvA-academici inzake de ‘afhandeling’ van deze affaire stapelt de ombudsman fout op fout: het rapport noemen zij een onvolledig onderzoek dat op sommige punten inhoudelijk onjuist is en de belangen van klokkenluider Spijkers negeert.
Emeritus-hoogleraar Crombag rechtspsychologie aan de Universiteit van Maastricht: ‘Vooralsnog zou ik niemand aanraden om ten aanzien van een overheidsinstantie als klokkenluider op te treden.’ ‘Niemand in Nederland is zo lang en zo ingrijpend door de Nederlandse overheid gecriminaliseerd en zwartgemaakt,’ stelt hoogleraar bestuurskunde Leo Huberts van de Vrije Universiteit (VU).

Jager-verzamelaars in krijtstreep

Onze soort, Homo sapiens dus, heeft kans gezien haar omgeving te domineren zoals geen andere dier- of menssoort dat vóór ons ooit wist te realiseren. Wij zijn in staat delen van onze planeet te bewonen en prooien te bemachtigen waar we met onze matig ontwikkelde zintuigen, spierkracht, beharing en onderhuidse vetlaag beslist niet op zijn gebouwd. Ons bijzondere brein stelt ons in staat om met zelf ontwikkelde hulpmiddelen in de vorm van kleding, behuizing, vaartuigen, vuur en bewapening te leven en te overleven waar we willen. We deinzen er zelfs niet voor terug onze leefomgeving in het keurslijf te dwingen dat voldoet aan onze wensen en behoeften. We ontginnen, branden, rooien en roeien uit, ontwateren en bewateren totdat wij als soort maximaal profijt van ons ecosysteem kunnen trekken.
Zelfs hebben we kans gezien om een deel van de levende natuur gehéél onder controle te brengen. Een proces dat in de afgelopen 11.000 jaar geschiedenis maakte als domesticatie van wilde dieren en planten tot landbouwhuisdieren en landbouwgewassen. Bij dit kunstmatige selectieproces speelden eigenschappen, ooit van belang om te kunnen overleven zonder onze bescherming, geen rol meer. Het gaat nu nog slechts om productie, snelheid, kracht of esthetiek. Het natuurlijke seksuele selectieproces werd buiten spel gezet. De natuur overruled.

Des te verrassender is het dat onze soort, die meent op enig natuurgeweld, de beweging der hemellichamen en de dood na, alles onder controle te hebben, zelf nog steeds onstuitbaar wordt gestuurd door miljoenen jaren oude mechanismen. Partnerkeuze bijvoorbeeld. Voor velen zeker een onthutsende mededeling.
Maar ook over andere zaken hebben niet alleen eenvoudige stervelingen als u en ik géén controle, zelfs onze vorsten, leiders, ambtenaren en CEO’s hebben het nakijken.

De huidige mens wordt nog steeds in belangrijke mate gestuurd door zijn miljoenen jaren oude verleden als lid van een jager-verzamelaar verband. Het nomadische jager-verzamelaar bestaan werd pas vanaf zo’n 10.000 jaar geleden geleidelijk ingeruild voor het verblijf in (semi)permanente nederzettingen. Sommige landbouwhuisdieren, maar zeker landbouwgewassen zijn nu eenmaal weinig mobiel.
Maar hoewel de mens heel geleidelijk vanaf zo’n 8000 jaar geleden in grotere groepen is gaan samenwonen op een vaste woonplaats, leefde tot voor enkele honderden jaren het merendeel van de wereldbevolking nog op het platteland in kleine gemeenschappen. De grote trek naar de stad begon pas 100 tot 150 jaar geleden en dat proces is nog steeds gaande. Pas dit jaar woont voor het eerst de helft van de wereldbevolking in steden.
De luttele duizenden jaren dat we ons mondjesmaat wagen aan het wonen in grotere samenlevingsverbanden als steden is van te korte duur om enige evolutionaire invloed te hebben op ons erfelijk materiaal. Natuurlijk is er altijd sprake van culturele evolutie, maar onze inborst is nog steeds die van een rondtrekkende jager-verzamelaar. Hecht in onze genen verankerd.

Primaten onder elkaar

Bij sociale primatensoorten blijkt de gemiddelde groepsgrootte in hoge mate positief gecorreleerd met de omvang van de hersenschors, met name de neocortex. Bij de mens is dit deel van de hersenen het sterkst ontwikkeld en vormt de ‘zetel van de hogere hersenfuncties’ zoals vooruitzien, beslissen, persoonlijkheid, redeneren, abstract denken, kunst en taal. De maximale groepsgrootte in termen van sociale cohesie, organisatiestructuur en welbevinden is afhankelijk van de capaciteit van de neocortex en bepaalt het aantal soortgenoten waarmee een individu door persoonlijk contact een sociale relatie kan handhaven.
Op basis van metingen aan primatenhersenen vond de Engelse onderzoeker Dunbar voor onze naaste verwant, de chimpansee, een gemiddelde groepsgrootte van 53.5. Voor de mens werd een gemiddelde groepsgrootte berekend van 147.8, 2.76 keer zo efficiënt als mag worden verwacht op basis van de ontwikkeling van de neocortex. Dat houdt in dat de mens met 2.8 keer zo veel individuen tegelijkertijd kan interacteren. In de praktijk blijken dan ook discussiegroepjes vooral te bestaan uit 3.8 personen, een spreker en 2.8 luisteraars. Het gebruik van taal maakt dat op het zelfde moment met meer dan een ander individu kan worden gesocialiseerd. Een voorsprong op de chimpansee en andere apen, waarbij het ‘groomen’ in een één op één verhouding plaats vindt.

Ook bij onderzoek aan jager-verzamelaargemeenschappen en andere nomadische stamverbanden telde men een gemiddelde groepsgrootte van 150. Een vertrouwd getal overigens: de standaardgrootte van een zelfstandige Romeinse legereenheid telde 120 tot 130 legionairs en ook in de moderne legers bestaat een compagnie uit 100 tot 200 man, met een gemiddelde van 179,6.
Dorpen in Mesopotamië uit de periode 6500 tot 5500 v. Chr. bestonden uit zo’n twintig tot vijfentwintig huizen, neerkomend op een inwonertal van 150 tot 200.
Als een Hutterite (soort Mennoniet) nederzetting is uitgegroeid tot meer dan 150 inwoners, vertrekt de helft van de mensen om elders een nieuwe gemeenschap te stichten. Ook in Nieuw-Guinea bestonden dorpsgemeenschappen uit zelden meer dan zo’n 150 inwoners. Meer kan onze neocortex niet aan.
De ervaring is dat bij een groter inwoneraantal de sociale cohesie en stabiliteit van de gemeenschap in gevaar komen. Bij grotere aantallen ontstaat – evenals in het bedrijfsleven – de behoefte aan een meerlagige hiërarchische ordening.
De clanstructuur woedt nog steeds onontkoombaar in onze ingewanden..

Weliswaar leiden wij nu een sedentair bestaan, maar de clandynamiek vinden we in bedrijfsleven en openbaar bestuur nog volop terug. De clan staat centraal, leden van andere clans worden gemeden, onderworpen of geweerd.
Dat laatste wordt in Het Parool (17 maart 2008) meer dan voortreffelijk verwoord door oud-burgemeester Ed van Thijn inzake de Affaire Hennah Buyne: “Ik vind het een intriest gebeuren. Niet alleen voor Buyne, die inderdaad geen door de wol geverfde politica is. Maar ook voor de gesloten Amsterdamse bestuurscultuur, die niet bij machte is gebleken een wethouder van buiten, met een uitstekende reputatie in de rechterlijke macht, wegwijs te maken in het mijnenveld van de politiek.”

De clan is voor zijn inkomsten, voedsel en huisvesting volstrekt afhankelijk van het ecosysteem waarin het verkeert. Het clanlidmaatschap biedt bovendien bescherming en steun. Ook voor de huidige, traditioneel levende jager-verzamelaargemeenschappen is dat nog steeds het geval.
Maar de ontwortelde stedeling resteert slechts de sportvereniging en de straat. Zij zijn het nieuwe ecosysteem geworden voor andere clans, als de ingezetenen van gemeentehuizen en ministeries. Het zelfde geldt voor veel bedrijven, bestuurselites en de gezamenlijke raden van bestuur en commissarissen van “onze” grote ondernemingen. Hieraan ontleent de nieuwe clan haar inkomsten, machtspositie en bestaansrecht, hoewel veel moderne clanleden van dat laatste aspect nog onvoldoende zijn doordrongen.
De clan is per definitie naar binnen gericht, clangericht dus. De vrije markt buitenspel. Klantgericht opereren is voor de clan in principe onnatuurlijk. De burgers, het nieuwe ecosysteem, vormen nu de nieuwe middelen of bronnen van bestaan, maar staan zelf natuurlijk geheel buiten de nieuwe clanstructuur. De ontevreden geluiden van de klanten van banken, verzekeringsmaatschappijen, sommige gemeenteafdelingen en overheidsinstellingen spreken boekdelen.
Sommige nieuwe stamhoofden als ministers, burgemeesters en topambtenaren beginnen zich dat te realiseren maar tegen de natuur is het moeilijk opboksen.

Dr. Maarten Th. Frankenhuis
Oud directeur Artis
Voorzitter Raad van Advies Zodiac Zoos

en

drs. David A. Frankenhuis
Docent en politicoloog