Boeren en winden

De pens is één van de voormagen bij herkauwers. Hier ondergaat het opgenomen voedsel een voorvertering door micro-organismen die in de pens leven. Het voedsel wordt hierbij gefermenteerd.
Micro-organismen die hierbij een hoofdrol spelen zijn bacteriën, protozoën – ééncellige diertjes, zoals pantoffeldiertjes – en schimmels. Het bijzondere van deze micro-organismen is dat zij kunnen leven in een zogenaamde anaërobe (zuurstofloze) omgeving. Bij de vertering ontstaan vetzuren (azijnzuur, boterzuur, propionzuur), eiwitten en nucleïnezuren. De vetzuren en de eiwitten in micro-organismen zijn weer voedingsstoffen voor de herkauwer. Door deze fermentatiestap zorgen de micro-organismen er voor dat het vezelrijke voedsel (cellulose) omgezet wordt in wél verteerbare stoffen en dat de voedzame celinhoud voor de spijsverteringsenzymen van het dier zelf bereikbaar wordt.

Naast deze voedingsstoffen ontstaan ook de gassen methaan en kooldioxide. Deze boert de herkauwer regelmatig uit. In totaal kan een koe meer dan 500 liter methaangas per dag uitboeren (ructus). Herkauwers zijn daarom – geheel onbewust – verantwoordelijk voor een deel van het broeikaseffect.
Bij de vertering van gras, bladeren en andere vegetatie door bacteriën komt namelijk veel gas vrij, vooral het lichtontvlambare moeras- of methaangas. Omdat bij koeien en andere herkauwers de ruwe celstof vertering in de pens plaats vindt, ontstaat het meeste gas daar. Dat moet er natuurlijk uit anders kan zo’n koe ontploffen. Een koe boert het gas er uit, gewoon de kortste weg! Soms zit bij een schrokkerige koe wel eens een knol of biet vast in de slokdarm en dan kan het gas niet ontsnappen. Als die knol of biet dan niet met grote spoed door de dierenarts wordt verwijderd – meestal doorgedrukt naar de pens – gaat het dier dood. Soms is de pens zo vol gas dat de dierenarts er eerst een levenreddend holbuisje in moet steken om het gas te laten ontsnappen. Eenmaal deed een dierenarts dat met een brandende sigaar in zijn mond en brandde de boerderij tot de grond toe af!
Omdat bij paarden de ruwe celstofvertering met natuurlijk alle daaraan verbonden gasvorming plaatsvindt in de dikke en blinde darm laten zij winden. Ook weer gewoon de kortste weg naar buiten.

Volgens een rapport van de Wereldvoedselorganisatie (FAO) van de VN is 18 procent van de uitstoot van broeikasgassen afkomstig van de veehouderij. Dat is meer dan de uitstoot door vervoersmiddelen. De veehouderij (vooral rundvee) produceert maar negen procent van de uitstoot van kooldioxide door menselijk handelen, maar een veel groter deel van de schadelijkste broeikasgassen. Vijfenzestig procent van de door mensen veroorzaakte uitstoot van lachgas, dat driehonderd keer meer bijdraagt aan de opwarming van de aarde dan kooldioxide, is afkomstig van de veeteelt, vooral van mest. Zevenendertig procent van de uitstoot van methaan, dat 23 keer zo veel bijdraagt aan het broeikaseffect als kooldioxide, is afkomstig van de veehouderij. Maar het is nog steeds een onderwerp van hevige discussie of de opwarming van onze planeet komt door menselijke activiteit of dat er sprake is van een natuurlijke variatie.
Maar los van dit interessante wetenschappelijke dispuut: het is bepaald niet onzinnig als we het op alle consumptiefronten wat kalmer aandoen.

Ezels, zebra’s en andere paardachtigen eten gras, hooi en bladeren, maar het zijn absoluut geen herkauwers en ook hebben zij niet die vier magen, zoals runderen, geiten en schapen, en antilopen en herten. Paardachtigen, hebben een enorme dikke en ook een reusachtige blinde darm, waarin dezelfde bacteriën en eencellige diertjes leven als in de pens van herkauwers om het gras en de andere plantendelen te verteren. Het zelfde geldt voor de Afrikaanse Colobus apen. Zij hebben net als andere bladetende primaten een gespecialiseerde maag, waardoor ze moeilijk verteerbare bladeren en onrijpe vruchten kunnen verwerken. Maar geherkauwd wordt er niet. Ook bij olifanten vindt de vertering van plantaardig materiaal door bacteriën en kleine eencellige diertjes vooral plaats in de blinde darm, die kan dan ook wel zo groot als een slaapzak zijn!

De meest opmerkelijke bladeter is wel de Hoatzin of stinkvogel, een vogel van kipformaat uit noordelijk Zuid-Amerika met een vrolijke kuif, vaak nestelend in bomen boven water. Opmerkelijk in meerdere opzichten: de kuikens laten zich, wanneer ze worden bedreigd uit het nest vallen in het water, duiken onder en verdwijnen even uit het zicht van de aanvaller. Opmerkelijk is ook dat ze tijdens hun jeugd klauwen hebben aan hun vleugels waarmee ze zich na hun ontsnapping uit het water hijsen en de kant opkruipen. Met die nagels aan de eerste twee vingers is de Hoatzin uniek in de vogelwereld en verwantschap met de oervogel Archeopteryx wordt wel gesuggereerd. Ook bij het verlaten van het nest spelen de klauwtjes een belangrijke rol bij het balanceren op de twijgen rond het nest. Het dier eet voornamelijk bladeren, soms vruchten, die al in de krop – een verwijding van de slokdarn – worden voorverteerd. In feite gebeurt dit op een zelfde wijze zoals ook de ruwe celstofvertering in de voormagen van herkauwers plaatsvindt door bacteriën, schimmels en eencellige diertjes. Na deze voorvertering vindt de verdere verwerking van de voedselbrei plaats in de eigenlijke maag en de rest van het maag-darmkanaal.
Door de bijzondere voedingsgewoontes is het dier dusdanig doortrokken van de stank van verteringsproducten en mest, dat de Hoatzin (stinkvogel) slechts bij hoge uitzondering wordt gegeten door mensen en dieren.