De opmars van de Boeren in de Kaapkolonie eiste niet alleen veel slachtoffers onder de Hottentotten en Bantu’s, ook het rijke dierenleven moest het ontgelden. Zo overleefden o.a. de blauwe bok, de quagga en de Kaapse leeuw de invasie niet. De blauwbok of blauwe antiloop was het eerste grote Zuid Afrikaanse zoogdier dat uitstierf in historische tijden. Het was nauw verwant met de sabelantiloop en de roan-antiloop. Het verspreidingsgebied van de soort was al zeer klein toen de Europeanen het dier in de 17de en 18de eeuw in de Kaapkolonie ontdekten. De laatste blauwbok is rond 1780 gedood.
De quagga is een uitgestorven ondersoort van de steppenzebra. Kop en hals waren zwartwit of bruinwit gestreept en de poten wit of gelig. Het achterlijf was meer egaal bruin. Ze leefden waarschijnlijk op de vlakten in de drogere delen van Zuid Afrika. Door jacht (huiden, vlees) en overbegrazing door vee kwam de soort spoedig aan haar eind. Het laatst in het wild levende dier is geschoten in 1878. De laatste levende quagga stierf op 12 augustus 1883 in Artis. Er zijn steppenzebra’s die kenmerken hebben van een quagga. Niet onmogelijk dat de laatste quagga’s zich hebben gemengd met de steppenzebra. Ook uit DNA-onderzoek is gebleken dat de quagga nauw verwant is aan de steppenzebra. Er bestaat een fokprogramma om de quagga aftekening weer uit de steppenzebra ‘naar voren te halen’. Maar eens uitgestorven, voor altijd uitgestorven. Kenmerkend bij de uitgestorven Kaapse leeuw zijn de dikke en donkergekleurde manen van de mannelijke dieren op de kop, hals, borst en buik. In 1858 werd nog een exemplaar geschoten in de buurt van Kaapstad en sinds 1865 is er nooit meer een Kaapse leeuw gesignaleerd. Vermoedelijk was het geen aparte soort maar alleen de meest zuidelijke variant van de Afrikaanse leeuw.