Ergens halverwege de jaren 90 ontstond er midden in de tuin plotseling grote opschudding onder de Artisbezoekers. Een oorverdovend, maar vooral dreigend gebrul uit een van de grote putten deed het zware ijzeren putdeksel trillen en de onstanders sidderen. Het kon niet anders of het moest een ontsnapte beer zijn, die op een of andere volstrekt onduidelijke manier ondergronds was gegaan.
Diverse omstanders stonden op het deksel om ontsnapping te verhinderen tot dat een chefdierverzorging met vuurwapen en zaklantaarn ter plekke was.
Voorzichtig werd het putdeksel op een kier gezet om te zien wat er onder Artis gaande was, drie zwaargewichten stonden klaar om direct op de afsluiting te springen mocht ontsnapping dreigen.
Niets te zien dus op enig traag stromend afvalwater na.
Het kostte even tijd om uit te vinden wat er nu werkelijk aan de hand was: twintig meter verderop had de kolossale olifantstier Murugan in zijn buitenperk op twee meter diepte een drainagebuis opgegraven en gebruikte deze als verlenging van zijn eigen slurftrompet tot een heuse olifanten trombone.
Maar dat er ooit echt een beer ontsnapte in Artis blijkt wel zonneklaar uit een kinderliedje, dat ik ooit noteerde uit de mondjes van een klas enthousiast zingende kleuters:
In Artis is een beer ontsnapt, een beer ontsnapt, ja een beer ontsnapt,
Hij heeft bij Albert Heijn gegapt, ’t jonge wat een boef.
Een honingpot en een krentencake, en zuurtjes voor de hele week,
Een heel pak sprits voor bij de thee, dat nam die allemaal mee.
Nu ligt hij languit op zijn rug, op zijn rug, ja op zijn rug,
Hij wil nooit meer naar Artis terug, ’t jonge wat een boef!