De achterkant van Nederland

Ik heb ooit 5 jaar tussen Maarssen en Rotterdam gereisd met de trein en nog steeds pak ik zoveel mogelijk het openbaar vervoer. Een treinreis is voor mij altijd een zinvolle tijdbesteding. Niet alleen dat het heerlijk wegslaapt na het werk, maar ook een werkplek waar de geest tot creatieve uitspattingen komt. Treinreizigers haal je er op vergaderingen meteen uit, zij zijn doorgaans de enigen die hun stukken goed hebben bestudeerd. Daar waar anderen na aankomst de maagdelijke enveloppe in het verborgene met gedempt scheuren nog moeten openen, tonen de sporen van de markeerstift op het papier van de treinreiziger, dat de inhoud reeds eigen is gemaakt. Natuurlijk geldt dat ook voor de weinigen, die door een particuliere chauffeur worden aangevoerd. Zeker in het licht van het dagelijks fileleed, waardoor deze gepriviligeerde categorie nog meer tijd aan de notulen en bijlagen kan schenken. Voordeel is dan natuurlijk ook dat de eerste agendapunten vaak niet worden gehaald door de gechauffeerde, zodat tijdens de rit alle aandacht kan worden geschonken aan de rest.
Natuurlijk wordt er volop gemopperd door de treinreiziger, en soms niet zonder reden. Maar niet vergeten moet worden dat het enige dat het weidse uitzicht vanuit de coupé vaak verstoort, de kilometerlange files in de verte zijn. Maar ondanks dit gestrande blik, geniet ik nog steeds van het uitzicht. Het landschap ontplooit zich aan de treinreiziger in haar meest oorspronkelijke gedaante, niet verziekt door overgedimensioneerde reclame-uitingen en met het landschap detonerende bedrijfsgebouwen. Het beeld van voorbijglijdende polders, rivieren en bossen begint nooit te vervelen. Vooral de tientallen per seizoen wisselende vogelsoorten maken dat mijn treinwerk er vaak onder lijdt. Zeker in samenhang met de grazende en herkauwende koeien en schapen. Het melkquotum en de daaraan gekoppelde vermeerderde belangstelling voor buitenlandse vleesras­sen en hun kruisings­producten met het inheemse vee, zou weer aanleiding kunnen vormen voor het ontstaan van menig hedendaags veeschilderij. De opvolgers van Oudhollandse schilders als Paulus Potter en Albert Cuyp kunnen zo weer aan het werk.
Maar het meest geniet ik nog van het binnenrijden van de bebouwde kom. De blik op die heerlijk rommelige achtertuintjes met hun schuurtjes, duiventillen, in de wind bollend ondergoed, balkonnetjes met stervende kamerplanten, grasveldjes ter grootte van een biljard met een geit aan een touwtje en een rij tomatenplanten en goudsbloemen.
Die voorbijglijdende film, die levende achterkant, dat is voor mij het echte Nederland.
Wordt dagelijks geprolongeerd vanuit de trein. Producer: de Nederlandse Spoorwegen.