Artisherinneringen

Ooit heb ik eens een nachtelijke indringer in Artis dodelijk verontrust weten te bewegen om zonder handgemeen de tuin te verlaten na de opmerking: ‘als ik jou was zou ik z.s.m. contact met je huisarts op te nemen, je hoofd is namelijk van voren achter dan breder en dat kan heel ernstige gevolgen hebben…’.
Dodelijk verontrust verliet hij Artis via het draaihek bij het Aquarium.

In de Palmentuin was eens iets vreemds gaande. Een kolossale mevrouw gekleed in een soort worstvel, waarvan ik later leerde dat het legging genoemd werd, exerceerde driftig gebarend en bevelen uitdelend tussen een groep schoolkinderen, bezig aan een opdracht. Het klasje oogde bedrukt en enkele van de kinderen stond het huilen nader dan het lachen.
Ik benaderde de dame en vroeg haar vriendelijk of ze de kinderen met rust wilde laten. Als door een adder gebeten wendde ze zich tot mij en vroeg op hoge toon of ik wel wist wie ik voor me had. Ik liet haar weten dat niet te weten waarop ze me gedecideerd toebeet dat zij toevallig wél de vrouw van de directeur van Artis was. Dat maakte natuurlijk indruk…
Op mijn antwoord, dat wij elkaar dan ongetwijfeld die avond tussen de lakens zouden treffen, verdween ze spoorslags – het gezicht knalrood verkleurd – richting uitgang. Het bleek een abonnementhoudster. Zeker een maand lang heb ik haar niet meer gezien en in het daarop volgende jaar maakte ze enorme omtrekkende bewegingen als wij elkaar in de kijker kregen.

Artis kende veel gepassioneerde bewonderaars, kunstenaars vooral, die veel tijd doorbrachten in de tuinen van het genootschap. Een van de bekendste was de kunstenaar Jaap Kaas. Geboren in Amsterdam en opgegroeid in Antwerpen, bracht Kaas van jongs af aan veel tijd door in de Antwerpse Zoo. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak keerde het gezin terug naar Amsterdam, waar Kaas ging studeren aan de Rijksakademie.
Hij werd kind aan huis bij Artis en kreeg hier als officieuze ‘beeldhouwer van Artis’ zelfs een eigen atelier; de joodse Kaas is er zelfs nog even ondergedoken.

Gorilla Japie, Jaap Kaas

Gorilla Japie, Jaap Kaas

Dieren waren een levenslange inspiratie voor Kaas, als ‘sociaal voelende mensenhater’ – zoals zijn vriend de schrijver Siegfried van Praag hem noemde. Met zijn beelden, hoewel altijd anatomisch correct en zeer gedetailleerd, probeerde hij de woeste, innerlijke leefwereld van het dier uit te drukken.
‘Ik ga liever met dieren om dan met de meeste mensen’, vertelde Kaas in een vooroorlogs interview met De Telegraaf. ‘Ze reageren altijd zuiver, en daarom kan men ze vertrouwen, wanneer men ze eenmaal kent.’

Zo´n 15 jaar geleden kreeg ik bezoek van de weduwe van Kaas; een markante dame, inmiddels ruim in de 80. Zij wilde graag even zien hoe het werk van haar in 1972 overleden man er bij stond. Na een kop koffie verlieten we het kantoorgebouw aan de Plantage Kerklaan aan de achterzijde. Bij de ongelukkige en soms gladde stenen trap naar de tuin aangekomen bood ik de oude dame mijn arm aan om eventuele valpartijen te voor komen. Helemaal verkeerd! Als door een wesp gestoken weigerde zij resoluut mijn galant aangeboden arm en beende boos tuinwaarts. Verlegen met de situatie heb ik nog net mijn positie kunnen redden door te stamelen: ´maar mevrouw Kaas, écht, ik zocht alleen maar steun bij u´. Mijn verklaring werd met enig wantrouwen geaccepteerd, het bezoek verliep verder in alle harmonie.

We woonden nog maar enkele weken in Artis toen we vroeg in de avond kennis zouden maken met onze overburen, die zo hartelijk hadden gewuifd toen we de directeurswoning betrokken. De kinderen wilden graag thuis blijven en terwijl ik de achterdeur afsloot kwam juist een reusachtige, nors kijkende man de tuin in lopen. Ik ging hem tegemoet en legde hem uit dat hij van het publiekspad was afgeweken en dat dit een privétuin was.
Tot mijn verbijstering kende hij mijn naam en liet hij me met priemende wijsvinger weten of ik wel wist dat ik de hand had gehad in de moord op zijn moeder!
Ik liet hem op die mededeling weten, dat ik er iedere week wel een of twee om zeep hielp en dat ik het daarom ook niet allemaal meer wist.
Verbijsterd verliet de man onze tuin, de handen in het haar.
De kinderen hebben toen toch maar even meegenomen naar de overkant.

Na een rondje hardlopen in het Amsterdamse Bos zag ik, dat in de avondschemering een man in probeerde te breken bij mijn buurman. Roekeloos als altijd greep ik de ca. 25 jarige inbreker bij een lurf en probeerde hem in te rekenen.
In het daarop volgende handgemeen, waarbij het mij de grootste moeite kostte om zijn rechter hand met de levensgevaarlijke schroevendraaier in toom te houden, lukte het om de man onder controle te krijgen. Hij werd er wel een beetje blauw en slap van maar het kwam mijn overlevingskansen ten goede. Inmiddels lag het gespuis met zijn gezicht naar beneden in de modder en ik op zijn rug. Terwijl we – in ieder geval ik – wachtten op de gealarmeerde politie kreeg ik door dat het een Duitser was en sprak in mijn beste Duits: ‘Mensch, würde ich mich doch schämen, so ein junger Bursche wie sie vergewaltigd worden von ein fünfzig jähriger Greiss’.
Toen ik de man angstig onder me voelde samenkrimpen realiseerde ik me dat ik het woord vergewaltigen (verkrachten) had gebruikt in plaats van überwaltigen (overmeesteren).
Opgelucht liet hij zich door de inmiddels gearriveerde politieagenten afvoeren. In dat enge Amsterdam kan je immers van alles overkomen…

Op een zomerochtend werd me lacherig gevraagd even naar de roofdiergalerij te komen. Er was een rubberen hak van een herenschoen gevonden in het buitenverblijf van de jagoears met de resten van een bebloede sok.
Het slachtoffer was in geen velden of wegen te bekennen, tot later op de dag enig rumoer ontstond bij de receptie. Een ca. 35 jarige man stond in de hal met aan een been een intacte schoen en aan de andere kant manifesteerde zich een blote voet omwikkeld met een ferm bebloede handdoek. Soppend deed hij enkele kreupele stappen in mijn richting, vertelde dat hij ’s nachts boven over de roofdierkooien had gewandeld en dat een agressieve kat hem had aangevallen. Hij dreigde met een advocaat, eiste op hoge toon zijn schoen terug en een passende schadevergoeding. Ik joeg hem dus de deur uit.
’s Middags kreeg ik zijn advocaat aan de lijn met de melding dat zijn cliënt ernstig gewond was geraakt, doordat Artis onvoldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen en betrokkene daardoor op de roofdierkooien verzeild was geraakt.

Ik maakte de man duidelijk erg blij te zijn met zijn telefoontje, omdat ik de beide roofdierverzorgers – die zich natuurlijk hadden bescheurd om het verhaal – geheel overstuur naar een psychiatrisch ziekenhuis had moeten laten afvoeren en ik nu wist waar ik de rekening van hun vermoedelijk maandenlange afwezigheid naar toe moest sturen.
Het gesprek werd meteen verbroken en natuurlijk ook nooit meer iets gehoord.

De grote kennis van de levende natuur van de leden van het Koninklijk Huis maakt dat zij weddenschappen met zoölogische onderwerpen als inzet niet schromen. Zo moest schrijver dezes eens bemiddelend optreden tussen Z.K.H. Prins Bernhard en een goede vriend, in het dispuut over het al dan niet voorkomen van een zg. penisbeentje (Os penis) bij de mannelijke leeuw. Wie anders dan de directeur van Artis was in staat het verlossende woord te spreken.
Enkele dagen later bedankte de Prins aller hartelijkst voor het uitgebreide schriftelijke antwoord, toevallig tijdens een bijeenkomst van het bestuur met de directie. Tijdens dit telefoongesprek werd natuurlijk diepgaand op de inhoudelijke kant van het anatomisch fenomeen ingegaan.
Het zal geen verbazing wekken, dat het ondergetekende enige tijd en overredingskracht kostte voordat hij zijn bestuursleden had weten te overtuigen, dat het werkelijk Z.K.H. was die aan de andere kant van de lijn verkeerde.

Dat lukte slechts door onderstaande brief te laten circuleren.

Aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard der Nederlanden

Amsterdam, 10 december 1997.

Koninklijke Hoogheid,

Gezien de grote belangen, die er voor U op het spel staan wil ik U niet langer in het ongewisse laten: de Koning der Dieren is daadwerkelijk in het rijke bezit van een penisbeentje of Os penis. Uw overwinning is daarmee een feit, gefeliciteerd! Goed te horen, dat U pal stond in deze penibele kwestie.
Alle roofdieren hebben overigens een penisbeentje, dat staat als een paal boven water. Veel knaagdieren en zelfs sommige soorten apen kunnen zich eveneens in het bezit van een dergelijk masculien sieraad verheugen.

Daar ik begreep, dat Uw opponent keiharde bewijzen wil voor hij de bedelstaf aanvaart, doe ik U hierbij enige literatuurverwijzingen toekomen:
In het “Lehrbuch der Vergleichenden Anatomie der Haustiere” (Band II, pag. 154; Dobberstein & Hoffmann, 1963) valt te lezen: Beim Kater liegt ebenfalls innerhalb der Eichel ein Os glandis (N.B. “ebenfalls” slaat op de hond). In het “Lehrbuch der Veterinär Anatomie” (Band II, pag. 279; Koch, 1963) is het van het zelfde laken een pak: Der relativ kurze Penis des Katers besitzt wie der des Hundes ein Os penis bzw. Os glandis.
Ten overvloede nog meldt “Het Leven der Dieren” (Deel XII; Grzimek, 1973) op pag. 19 en 20: De mannelijke roofdieren hebben in de penis een beentje, en op pag. 334 ten aanzien van de wilde katachtigen in het bijzonder: Ook het penisbeen is sterk gereduceerd (N.B. hier wordt vermoedelijk met de hond vergeleken; het is echter bij alle katachtigen wel degelijk aanwezig).

Mocht onze welgeschapen leeuwenman Jan ooit verdoofd worden, dan zal ik als extra bewijs voor Uw eventuele toekomstige weddenschappen, een Röntgenfoto van zijn penisbeentje met het belendende weefsel naar Paleis Soestdijk sturen.
Ten slotte, wilt U Uw tegenstander uit mijn naam veel kracht naar kruis wensen na dit smadelijke verlies? Ik hoop dat de bijgevoegde entreekaartjes voor Artis en het boekje van mijn hand een welkome pleister op de wonde zullen zijn.
En mocht U zelf de behoefte voelen de Koning der Dieren, onze Jan dus, persoonlijk te willen ontmoeten, dan is een audiëntie snel geregeld.
De poorten van het Koninklijk Zoölogisch Genootschap staan voor de Prins der Nederlanden natuurlijk altijd open.

In de hoop U hiermede van dienst te zijn geweest.

Hoogachtend,

Dr. Maarten Th. Frankenhuis.
Directeur Natura Artis Magistra

N.B. Het gesigneerde boekje is voor U. Echter, om problemen met de RVD te vermijden, wil ik U tóch nog even wijzen op de verantwoording op pagina 9: “mochten enkele, in dit boekje behandelde dieren enige overeenkomst vertonen met U bekende personen, dan berust dit op louter toeval.”