Vogels, prieelvogels en wevers in het bijzonder, zijn niet de enige dieren, die zich wagen aan nijverheid en flamboyante architectuur. Ook de geavanceerd geventileerde termietenheuvels, de harmonisch vorm gegeven honingraten van bijen, vederlicht geconstrueerde wespennesten en de ondergrondse schimmelkwekerijen van parasolmieren dienen met ere te worden genoemd. Veel sociale insecten als termieten en parasolmieren richten hun wolkenkrabbers bovendien in met een Koninklijke Suite voor de zich voortdurend voortplantende koningin, en met kraamkamers, kinderkamers en voedselkwekerijen of opslagplaatsen.
In het bijzonder moeten hier worden genoemd de nijvere en productieve bladsnijder- of parasolmieren met hun uitgekiende werkverdeling en arbeidsdiscipline. Deze noeste werkers knippen met hun kaken (ultrasoon!) klein stukjes blad af en vervoeren die als een reuzen ‘parasol’ boven hun lijf naar het ondergrondse nest.
Hier wordt het blad door kleinere werkstermieren fijngekauwd tot bladermoes, die samen met de gerecyclede mierenmest als voedingsbodem voor bijzondere schimmels dient. Deze schimmels dienen op hun beurt weer als voedsel voor de mierenlarven. Parasolmieren zijn dus eigenlijk landbouwers: ze kweken hun eigen voedsel, en wel op de meest duurzame en milieutechnisch gezien, meest verantwoorde wijze!
Verbazend eigenlijk, dat onze soort zich ook volop bedient van doelmatige architectuur, soms zelfs met ondoelmatige esthetiek aangevuld, terwijl onze naaste verwanten – de mensapen – niet veel verder komen dan het inrichten van ruw gevormde slaapnesten voor een nacht. Andere zoogdieren graven doorgaans slechts holen of kraken holtes in bomen, ooit toebehorend aan vogels of aan de boom zelf.
In architectonisch opzicht – als Nederlanders en Noord Hollanders in het bijzonder – voelen we ons natuurlijk het meest verwant met de bever en zijn indrukwekkende waterkeringen en stuwmeren.