Soms kan bij vogels ten gevolge van tumorvorming in de geslachtsklieren of het hebben van een complete extra set chromosomen, verandering van geslacht optreden. Spontane geslachtsverandering bij de hen is al eeuwen bekend. Historische bronnen melden meermalen gevallen, waarin ‘behekste’ hennen zich in de gelederen van hun mannelijke tegenvoeters voegden. Dit soort verschijnselen vervulde de gelovige middeleeuwer natuurlijk met angst en ontzag. Heksenprocessen maakten dan ook een einde aan de duistere praktijken van deze door de duivel van geslacht veranderde hennen. Men meende dat nakomelingen van dergelijke exemplaren zich zouden ontwikkelen tot gifslangen en hitsige duivels in bokkengedaante.
Dat het de middeleeuwer ernst was en dat niet alleen de zich mannelijk gedragende kip gevaar liep, blijkt wel uit het oude rijm: ‘Meisjes die fluiten en hennen die kraaien dient men de nek om te draaien’. Opmerkelijk is dat de Engelse en de Duitse versies vrijwel identiek zijn aan de Nederlandse. In Frankrijk, toen al een eigenzinnige politiek voerend in Europa, had men het wel over kraaiende hennen, doch het meisje floot dit maal niet maar sprak Latijn. Beide voor de Middeleeuwer halsmisdaden, immers een net meisje fluit niet op straat en al die geleerdheid behoort louter mannen.
In 1474 werd te Bazel zelfs eens een haan voor de stadsvierschaar gedaagd. Het dier was gedagvaard ‘wegens de snode en tegennatuurlijke voortbrenging van een ei’. Aangezien dergelijke eieren het hoofdingrediënt vormden van heksenzalf, kon nauwelijks op mededogen worden gerekend. Ontwikkelden de nakomelingen van een verhaande hen zich al tot angst aanjagende wezens, van van geslacht veranderde hanen en dan pas na het zevende levensjaar, kon in het geheel niets goeds worden verwacht. Vooral als het hanenei op de mesthoop belandt en wordt uitgebroed door een pad of een slang, dan kan slechts de geboorte van een basilisk het gevolg zijn. Dit dier, een kruising tussen een haan en een slang, was in staat om met een enkele blik te doden. Ja, zelfs de geur was vaak al fataal. Hoewel in 1710 een Franse wetenschappelijke publicatie al onomstotelijk aantoonde dat hanen geen eieren konden leggen, hebben eierleggende hanen de gemoederen in Europa nog lange tijd bezig gehouden. Zo maakte de beul van het Zwitserse Prättigau in 1730 een einde aan het leven van een haan die eieren legde, werd in 1787 in het Duitse Pforzheim nog een monster waargenomen afkomstig uit een hanenei en geloofden herders in de Hautes Alpes, dat hanen alleen omstreeks Pasen tot leggen in staat waren.
Dan liever de hanen van Leo Tolstoi aan het woord in zijn boek ‘Opstanding’: “Boven het gemurmel van het water van den molen kwam het gesnater van ganzen uit, en daarna begonnen in het dorp en op de plaats van de rentmeester de eerste hanen vroeger dan gewoonlijk te kraaien, zooals zij plegen te doen in warme nachten, als er donder aan de lucht is.
Er is een spreekwoord dat zegt: ‘als de hanen vroeg kraaien, dan wordt het een vroolijken nacht'”.