Leven op grote hoogte

Tibetaanse hooglander

Tibetaanse hooglander

Al in de buurt van de 3000 meter maakt u, vanwege de lage zuurstofspanning aldaar, een gerede kans op het oplopen van Grote Hoogteziekte (High Altitude disease). Een aandoening waar u niet te lichtzinnig over moet denken. Verwar het ook vooral niet met de kortademigheid die u overvalt na enige inspanning bij het zoeken naar een parkeermeter. In ernstige gevallen wordt het gezichtsvermogen minder – de omgeving ziet er een beetje grijs uit, u slaapt slecht, vergeetachtigheid slaat toe en kunt wakker worden door ademnood. Verder neemt de hartfrequentie toe evenals de ademhaling (zelfs hyperventileren), u wordt sneller moe en na enkele weken gaat het lichaam extra rode bloedlichaampjes aanmaken waardoor de bloeddruk in de haarvaten toeneemt en ten gevolge van stuwing bloedvloeistof in de longen (longoedeem) en borst- en buikholte terechtkomt. In het bijzonder reizigers, die lijden aan hartaandoeningen of gebukt gaan onder verminderde longcapaciteit – bijvoorbeeld longemfyseem – moet worden afgeraden zich over te geven aan al te grote inspanning op enige afstand boven zeeniveau.

Bij langdurig verblijf op grote hoogte reageert het lichaam op de lage zuurstofspanning met de aanmaak van extra rode bloedcellen. Rode bloedcellen danken hun kleur aan het hemoglobine dat in staat is zuurstof te binden en via de bloedvaten door het lichaam te transporteren naar de organen waar het nodig is voor de verbranding. Gebleken is dat de hooglander in de Andes – evenals de Alpenbewoner – de lage zuurstofspanning te lijf gaat met de aanmaak van meer rode bloedcellen. Bijzonder is echter dat Tibetanen, levend op een hoogte van 4200 meter, zich van een ander geheel mechanisme bedienen. Zij maken niet meer rode bloedcellen aan, hebben ook geen hogere gehaltes aan hemoglobine in hun bloed, maar produceren in de wanden van hun bloedvaten meer van het bloedvat verwijdende stikstofmonoxide (NO). Daarbij ademen ze sneller.
Hier dus geen vermeerdering van het aantal rode bloedcellen maar een verhoging van de stroomsnelheid waardoor meer zuurstof de weefsels bereikt. Hun vaten vervoeren twee keer zo veel bloed als de onze op zeeniveau. De erfelijke factor voor deze bijzondere aanpassing blijkt afkomstig door hybridisatie van de moderne mens – ca. 30 tot 40.000 jaar geleden – met de reeds lang uitgestorven Denisova mens, een tijdgenoot van de Neanderthaler. Van de Tibetanen is 87 procent in bezit van het gen.
De bewoners van de hooglanden in Ethiopië, die vermoedelijk langer dan welke andere aardbewoners ook zich op grote hoogte bevinden, bedienen zich van weer een ander mechanisme. Zij maken – evenals de Tibetanen – niet meer rode bloedcellen aan en ook worden de wanden van de bloedvaten in de longen niet verwijd, maar het heeft er alle schijn van dat de zuurstof makkelijker vanuit hun longen wordt overgedragen aan het bloed. En met succes, gezien de resultaten van hun langeafstandlopers.
Bron: Altitude adaptation in Tibetans caused by introgression of Denisovan-like DNA