Dierlijke drift in rood

Rood staat voor opofferingsgezindheid, revolutie, bloed en moed en is vermoedelijk daarom een veel voorkomende kleur in vlaggen en vaandels.
Rood staat ook voor gevaar. Niet voor niets hebben waarschuwingsborden een rode rand, letten fietsers extra op bij het nemen van een rood stoplicht en worden voetballers afgestraft met een rode kaart.
Rood trekt onze aandacht en zet de geest op scherp, de mannelijke in het bijzonder. Fel rode lippen, rode lingerie en jurk blijken voor mannen van onze soort even aantrekkelijk als de opwindend rode zwellingen van vrouwelijke bavianen en chimpansees voor de mannetjes van hun soort.
Verschil is evenwel dat het laatste rood een aanwijzing is dat de eisprong nabij is of een feit en opgetutte mensenvrouwen met hun verborgen ovulatie 365 dagen per jaar vruchtbaarheid suggereren.

Kleur bekennen
De meeste vrouwelijke zoogdieren verraden zich in de vruchtbare dagen van de ovulatoire cyclus door opdringerig seksueel gedrag en opwindende geuren.
De mensenvrouw vormt hierop geen uitzondering. In de dagen rond de eisprong wordt meer geflirt, is de frequentie van het stemgeluid hoger en meer sexy, vinden er meer buitenechtelijke escapades plaats, verschuift het decolleté in zuidelijke richting en de rokzoom noordwaarts. De ovulatie wordt opmerkelijk beter verborgen dan bij de meeste andere zoogdieren, maar helemaal verborgen gaat het grote gebeuren niet voorbij.
Omdat mannen, evenals de meeste mannelijke dieren trouwens, altijd wel belangstelling hebben in het bedrijven van de liefde, seks dus, zijn ze daardoor gedwongen om in de buurt van hun partner te blijven om te verhinderen dat een ander z’n wellustige slag slaat, toevallig in haar vruchtbare periode. Bovendien, omdat bij onze soort ook de vrouwelijke sekse het gehele jaar door seksueel belangstellend is – op een enkel geval van hoofdpijn na natuurlijk – heeft seks een versterkende invloed op de onderlinge band. In dat kader is het voor de vrouw ook van belang om altijd c.q. zo lang mogelijk seksueel aantrekkelijk te blijven. Daarom worden jaarlijks fortuinen uitgegeven aan het ontgrijzen, liften, sucken, botoxen en een machtige variatie aan alles camouflerende make-up en mode.
Ook bij veel diersoorten is de aanwezigheid én de intensiteit van het rood, maar dan in veren, snavels en huiddelen van mannetjes een maat voor aantrekkelijkheid. Mannelijke huismussen, uitsluitend bekend in de tinten bruin, grijs en grauw, bleken versierd met enkele rode papegaaienveertjes onweerstaanbaar voor mussenmeisjes. Rood trekt blijkbaar enorm aan, zelfs in de mussenwereld waar deze variant in de levende natuur volstrekt onbekend is.

Door hun nachtelijke en verborgen leefwijze onder invloed van de alles dominerende dinosauriërs en reptielen werd nachtzien voor zoogdieren belangrijker en moest de beschikbare ruimte op het netvlies worden herverdeeld. Kleurgevoelige kegeltjes ruimden het veld voor lichtgevoelige staafjes en zo verloren zoogdieren twee van de vier oogpigmenten.
Na het verdwijnen van de dinosauriërs, circa 65 miljoen jaar geleden, konden de zoogdieren zich weer bovengronds vertonen. De handicap van beperkt kleuren zien bleef. De kat – evenals veel andere nachtdieren – ervaart maar weinig kleur in het leven. Runderen en herten missen ook de roodgevoelige kegeltjes. Daarom wordt wel aanbevolen aan jagers om in plaats van groen-zwarte camouflagekleding, rood-zwarte camouflagekleding te dragen: opvallend voor mede jagers – en daarmee levensreddend – maar herten zien geen verschil tussen groen en rood. En de kleur van het kattenvoer is dan ook vooral voor het baasje evenals rode lap bij het stierengevecht alleen door het publiek zo wordt ervaren.
De mens heeft echter geluk gehad: een verre voorouder van vruchten etende smalneusapen als bavianen en mensapen kreeg circa veertig miljoen jaar geleden via mutaties één verloren pigmentkegeltje terug. Een voordeel natuurlijk bij het vinden vruchten in groene boomkruinen en het maken van onderscheid tussen rijp en onrijp.

De liefde ontleed
Mannelijke individuen – ook van onze soort – nemen bij de partnerkeuze risico’s om bij de andere sekse belangstelling te wekken. Er wordt risicovol gebaltst, gebruld en gezongen, geshowd, gestunt en uitgedaagd. De boodschap lijkt wel: ‘Lukt het je om volwassen te worden ondanks een ‘handicap’ als een zeer in het oogvallende en vaak een beweging belemmerende uitmonstering, óf bepaald risicovol gedrag dan moet de man of het mannetje wel beschikken over bijzondere gezondheid, spierkracht, reactievermogen, alertheid en goede zintuigen anders had zich al lang een roofdier ontfermd over de bezitter van al dat moois.’
En dat communiceert het mannelijk deel van de wereld graag, vooral naar de andere sekse.

Bij veel diersoorten heeft de vrouwelijke sekse namelijk een overduidelijke voorkeur voor de uitbundigst baltsende, mooist zingende en kleurrijkste macho’s, met vooral rood in de hoofdrol.
De situatie bij de mens lijkt niet anders.
Moeten mannelijke dieren het nog vooral hebben van risicovolle handicaps als ornamenten (geweien, hoorns, veren), zang, balts en waaghalzerig gedrag, voor de mensenvrouw echter is het relatief nieuwe selectiecriterium sociale intelligentie (originaliteit, creativiteit, humor) geïntroduceerd. Fysieke kracht, uiterlijk en lef zijn echter niet helemaal onbelangrijk. Vooral rond de eisprong winnen eigenschappen met een hoog baviaangehalte weer aan gewicht.
Ruim 100 miljoen jaar zoogdier poets je niet in enkele generaties pijl en boogschieten, boekdrukken en e-mailen weg.

En vergeet u vooral niet de tentoonstelling ‘Het Tropenmuseum kleurt Rood’ te bezoeken (5 november 2010 t/m 8 mei 2011 in de lichthal van het Tropenmuseum)