De menstruatie, zoals die alleen voorkomt bij de mens en de meeste apensoorten, vindt plaats tussen de ovulaties in. Hierbij wordt een deel van de baarmoederwand, welke zich speciaal had opgemaakt om de bevruchte eicel een goed onderkomen te bieden, afgestoten en uit het lichaam verwijderd. De meeste Afrikaanse en Aziatische apen menstrueren, maar slechts enkele apen uit de Nieuwe Wereld. Een heel enkele niet-primaat menstrueert ook: bijvoorbeeld sommige insecteneters als de Afrikaanse olifantspitsmuis en de zuidoost-Aziatische tupaia, én een viertal vleermuizen waar onder de Amerikaanse langtongvleermuis.
De bloedingen bij loopse teven in de periode waarin ook de eisprong of ovulatie plaats vindt, ontstaan doordat overvulde bloedvaatjes in de vaginawand onder de bloeddruk bezwijken.
Ook bij het rund komt 1 of 2 dagen na de eisprong een dergelijke vorm van bloedverlies voor. Maar dat alles heeft natuurlijk met het menstrueren van primaten niets van doen.
Daar waar mensenvrouwen er tegen hun vijftigste verjaardag al de brui aan geven, menstrueren chimpanseevrouwen zelfs tot aan hun dood. Menopauzeren – zo dat een bestaand woord mocht zijn – is hun volstrekt vreemd. Tot het moment dat hun leven wordt beëindigd door een ernstige aandoening blijven ze ook vruchtbaar. Zelfs ruim vijftig jaar oude chimpanseewijfjes menstrueerden en ovuleerden dat het een lieve lust was en baarden nog baby’s. Dat alles op een leeftijd waarop bij vrouwen van onze soort het vermogen tot natuurlijke voortplanting al lang is gestopt. Hier speelt de algemene gezondheidstoestand geen rol, alleen de leeftijd. Hyperactieve oma’s kunnen nog tientallen jaren joggen en huishouden, bridgen en wetenschap bedrijven en, als hun kinderen geluk hebben, voor de kleinkinderen zorgen. Juist dat laatste aspect is mogelijk van bijzonder evolutionair belang in de overleving van onze soort. Bij de zeer langdurige behoefte aan zorg van mensenkinderen kan de ondersteuning van meer betrokkenen dan het ouderpaar alleen wel eens de sleutel tot succes hebben betekend. En kan een soortgenoot meer betrokken zijn dan het gemeenschappelijk bezit van erfelijk materiaal?