Een van de best bestudeerde effecten van de introductie van een exoot op een ecossyteem vond plaats op de Aleoeten, een eilandengroep in de Beringstraat tussen Alaska en Siberië. Ratten, vermoedelijk afkomstig van een Japans schip dat rond 1750 strandde op de kust van een van de eilanden – inmiddels Rat Island geheten – bleken een desastreus effect te hebben gehad op het ecosysteem van het eiland, tot zelfs ver in de kustwateren rondom. De nieuwkomers gingen zich op grote schaal te buiten aan de eieren en kuikens en soms ook aan grondbroedende ouders. Op de Aleoeten zijn daardoor de meeuwenkolonies op de door de ratten veroverde eilanden ongeveer gehalveerd in vergelijking met de ratvrije eilanden. Onderzoekers van de Universiteit van Californië telden de aantallen beringmeeuwen (Larus glaucescens) en Noord-Amerikaanse zwarte scholeksters (Haematopus bachmani) op acht rathoudende en op tachtig ratvrije eilanden. Ten gevolge van de dramatische afname van de meeuwen- en scholeksterpopulaties, nam het aantal zeeslakken, de belangrijkste prooi van deze vogels, enorm in aantal toe. De slakken hielden op hun beurt weer ferm huis onder de algen en wieren op de rateilanden. Op de vrijgekomen plekken namen de dichtheden van mosselen en zeesterren vervolgens zo’n dertig en vijftig keer toe. Er werden zelfs zes keer zoveel zeepokken geteld als op ratvrije eilanden. Het aantal zeeanemonen en sponzen verdriedubbelde.
Een schoolvoorbeeld hoe de vraatzucht van een kersvers geïntroduceerde exoot, in dit geval de rat, effect sorteert in de totale voedselketen. Te land, ter zee en in de lucht.