Veel toeristen die ons land aandoen weten zeker dat wij op het punt van zinken zouden staan als niet heel Holland omringd was door een dijk en dat er keihard wordt gepompt door windmolens om de klompen en de koeien droog te houden. In tijden van nood is er dan gelukkig Hans Brinker, die met zijn vinger een dreigende dijkdoorbraak weet te voorkomen. Daardoor is al dat moois – vooral in de vorm van dieren, landschappen en Hollanders als Ab & Lux – niet verloren gegaan en kon het in de Gouden Eeuw – in pakkende samenhang met onze bijzondere wolken – aan het schilderslinnen worden toevertrouwd.
Een traditie werd geboren.
Een traditie, die zich tot op dit moment wist te handhaven getuige het schitterende werk – nu geëxposeerd – van Lux Buurman en Ab van Overdam.
Een traditie ook, die een hoogtepunt bereikte in het Aards Paradijs van Jan Brueghel de Oude en Peter Paul Rubens.
En heel bijzonder: ook nu weer zien we een Aardse Paradijs van bijzonder formaat en kwaliteit.
Eeuwen geleden betrof het een samenwerking tussen twee beroemde Vlaamse schilders. Een eiken plank werd bestreken met een mengsel van krijt en lijm en vervolgens egaal grijs geschilderd. Jan Brueghel de Oude componeerde de inrichting, Rubens penseelde Adam en Eva op hun favoriete plek bij de boom met de slang en Breughel ten slotte completeerde het geheel met landschap, bomen en planten, luchten en dieren.
Een spektakelstuk waarin het beste van de twee schilders werd verenigd.
Vermeldenswaard – zeker in dit verband – is, dat Breughel en Rubens schuin tegenover elkaar woonden in de zelfde straat en het schilderij in de verschillende fasen van ontwikkeling en vervolmaking diverse keren van atelier wisselde.
Er is een parallel met de Aards Paradijs dat nu in Het Cleyne Huys hangt.
Ook hier werd een spektakelstuk in gezonde harmonie geschilderd met dien verstande, dat deze schilders in het zelfde atelier werkten en als het niet zo groot was geweest hadden ze de echtelijke sponde er niet voor hoeven te verlaten.
Ook in dit Aards Paradijs treft u een grote hoeveelheid exotische dieren aan, gecombineerd het huisdieren en landbouwhuisdieren.
Roofdieren als leeuwen, tijgers en luipaarden leven vredig samen met weerloze en smakelijke runderen en antilopen, schapen en zebra’s.
Dat onze huisdieren tussen de vijf en tienduizend jaar geleden waren voortgekomen uit wilde stamvormen was nog niet bekend.
Alle leven was immers ontstaan in de week van de Schepping.
Onze huisdieren kunnen het best worden omschreven als een groep dieren van een oorspronkelijk wilde soort, welke zich al vele generaties genetisch gescheiden van haar wilde soortgenoten heeft voortgeplant. Zij is daarbij geheel afhankelijk van de mens voor wat betreft de plaats waar zij zich ophoudt, de hoeveelheid en soort voedsel welke zij toebedeeld krijgt, als de eventuele deelname aan het voortplantingsproces en de keuze van de seksuele partner. Selectie, vaak onbewust, op extremen als grote koude en hitte, voedsel- en waterschaarste, hoge melkgift, eiproductie en groeisnelheid, op jachtzin, waaksheid en vechtlust moet beschouwd worden als de basis van de uitbundige veelvormigheid aan huisdierrassen. Soms moeten esthetiek en exclusiviteit een rol hebben gespeeld.
Bijzonder is natuurlijk dat van de tienduizenden dieren waarvan we de melk, huid, haar, vlees, vet en haren, de trekkracht, honing, zijde, mest en eieren kunnen gebruiken, er nauwelijks dertig zijn gedomesticeerd tot huisdier.
Bijna tweehonderdduizend jaar Homo sapiens lijkt niets te hebben veranderd aan de eeuwigdurende fascinatie van onze soort voor de andere levensvormen. De overvloed aan levendige dierschilderingen op rotswanden in de Sahara, in de grotten van de Dordogne en in Egyptische piramides laten zien dat onze band met het dier al vele tienduizenden jaren intiem en hecht is.
Dat valt ook af te lezen van de schilderijen van Hollandse meesters als Melchior d’Hondecoeter, Aart Schouman en Jan Breughel de Oude in het Rijksmuseum te Amsterdam, het Dordrechts Museum en het Mauritshuis in Den Haag.
Het dier fungeert als jachtbuit voor ons of wij zijn een prooi voor hem. Het levert ons kleding, voedsel, bescherming en vermaak. Of de Schepper hierbij tevens het dragen van modieuze bontmantels, het eten van kaviaar of zangvogels en het houden van statusverhogende exotische dieren voor ogen had mag worden betwijfeld. Uit de heraldiek zijn leeuw, arend en fabeldier niet meer weg te denken.
Boeiend is ook de rol van het dier in ons religieuze leven. In de afgelopen eeuwen vonden tienduizenden gemummificeerde katten, reptielen en vogels afkomstig uit geplunderde koningsgraven in het oude Egypte hun weg naar onze apotheken, naturaliën- en rariteitenkabinetten. Prachtige dierafbeeldingen in reliëf of sculptuur uit de oude Assyrische beschavingen bevolken onze grote musea. En geen pagina in het Oude Testament of dieren spelen een rol als plaag, offerdier, landbouwhuisdier of symbool. Alleen de leeuw wordt al ruim 130 keer vermeld!
Maar de werkelijke herkomst van onze soort ligt niet in het Nijldal of in het Midden-Oosten, maar nog verder zuidwaarts op de oneindige steppes van Oost Afrika, de savanne.
Duidelijk is voor de oplettende toeschouwer: Lux en Ab zijn de band met hun wortels niet kwijt geraakt getuige de compositie van hun Aards Paradijs.
Onderzoek heeft namelijk geleerd, dat als mensen mogen kiezen uit een veelheid van woonlocaties, dat ze een plek in de bosrand prefereren – aan een beekje of rivier, met zicht op de vlakte. De plek waar de schildersezel stond.
Ten slotte, hoe bijzonder het ook is wat de soort mens tot stand heeft gebracht met zijn overgedimensioneerde hersenschors, de historisch gegroeide relatie tussen ons en de rest van de levende natuur bleef bestaan.
Onze woningen worden daarom mede bewoond door een reusachtige variëteit aan huisdieren, de vensterbanken en deze border imiteren de savanne en soms zelfs (nog) het regenwoud. En niet te vergeten de open haard, symbool van beheersing van het vuur. Het daaraan verbonden extra werk en brandgevaar nemen we op de koop toe. Onverbrekelijk verbonden met ons verleden.
De verbondenheid met de savanne zit in onze genen verankerd.
Nergens in onze huiskamers een pot zand in de vensterbank of er staat wel een plant in, geen bak water of deze is gevuld met vissen.
We zijn bereid om honderdduizend euro’s extra op tafel te leggen voor een stukje tuin van vijftig vierkante meter. Niet dat zo’n lapje grond enige jachtbuit verschaft of het verzamelen van voldoende groenvoer mogelijk maakt om de winter door te komen. Het is al voldoende als we erop uit kunnen kijken of er in kunnen zitten. Wij alleen dan, en níet onze buren.
Iedereen (her)beleeft zijn jager- en verzamelaarverleden op een eigen manier. We hollen door bossen, jagen met camera, geweer of verrekijker, zoeken naar schelpen aan het strand of golfen op armzalige monoculturen.
Ik realiseer me dat dat laatste een riskante opmerking is in deze regio.
We bezoeken dierentuinen, botanische tuinen en natuurreservaten.
Die verbondenheid met de natuur en de afhankelijkheid van onze medeschepselen is onuitwisbaar ondanks alle verstedelijking, verdeling van werkzaamheden, managers, grootgrutters en technische vooruitgang.
Een oerverbond met de ons omringende natuur.
Zo prachtige verbeeld door Lux Buurman en Ab van Overdam.
Niet alleen in hun Aards Paradijs, maar ook in al hun andere schitterende werk dat zo warm tot haar recht komt in de gastvrijheid van Ellen Cleyndert.
Ik dank u voor uw welwillende aandacht en verklaar hiermee deze bijzondere tentoonstelling voor geopend.
Maarten Th. Frankenhuis