Oom Willem in Canada
Even aandacht voor de Nederlandse joodse jongens en meisjes, waaronder mijn oom Willem, die vaak direct na de Tweede Wereldoorlog vanuit de geallieerde legers, concentratiekampen of onderduik naar Israël gingen om de jonge Joodse staat bij te staan in de oorlog van 1948. Op 29 november 1947 had namelijk de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ingestemd met het plan van de internationale UNSCOP-commissie (United Nations Special Comité on Palestine) voor de opdeling van het mandaatgebied Palestina in verschillende delen: een Israëlisch, Arabisch en internationaal bestuurd deel (Jeruzalem en Bethlehem). De legers van de omringende Arabische landen, versterkt met eenheden van verder afgelegen bondgenoten vielen direct na de proclamatie de slechtbewapende nieuwe staat aan en bereidden zich voor op een nieuwe massaslachting. De wereld meende dat het slechts een kwestie van enkele dagen was en keek toe.
De geschiedenis pakte echter anders uit: de Arabische overmacht werd verpletterend verslagen, reusachtige hoeveelheden oorlogsmaterieel werden buitgemaakt en de grenzen werden ‘rechtgetrokken tot verdedigbare en veilige proporties’.
Mijn lang geleden overleden oom Willem was daarbij en daar heb ik nog een aantal ontroerende spullen van over, zoals een Israëlisch militairpaspoort, brieven, ansichtkaarten, rangonderscheidingstekens en een naamplaatje. Het meest bijzonder: een medaillon van Koningin Wilhelmina, gemaakt van een uitgeponste rijksdaalder. Die droeg hij aan een touwtje om z’n hals.
Wij zijn trots op hem!
De reis van en naar Israel was al een wilde en ontberingvolle onderneming op zich.
Sommigen gingen na ‘het klaren van de klus’ terug naar Nederland of bleven in Israel om het land te helpen op te bouwen. Mijn oom Willem heeft er een jaar gevochten, is gewond geraakt en is na de demobilisatie meteen terug gegaan naar Nederland.
De enige reden dat hij zich in die oorlog mengde: mijn vader had een kind dat had overleefd – ik dus – en Willem was ongetrouwd en maakte voorlopig ook geen aanstalten. Toen mijn vader aankondigde bij de oplopende spanning in het Midden Oosten een bijdrage te willen leveren, vond Willem dat hij – als nieuwbenoemde familieoudste na de holocaust – de klus moest klaren. Mijn vader kon dan de familie Frankenhuis weer op poten zetten want daar was door toedoen van het Herrenvolk aan de andere zijde van onze oostgrens niet veel meer van over.
Direct na de demobilisatie is hij teruggekeerd naar Nederland en is ook nooit meer in Israel geweest. Het interesseerde hem ook verder niet, het enige waar het hem om ging was, mijn vader – zijn enig overgebleven broer – uit de gevarenzone houden.
Opdat bij tijd en wijle nog eens iemand aan hem denkt…