Ko woont tussen Hortus en Artis, twee natuurreservaatjes in het centrum van de stad. Beide verkeren in continue worsteling om het hoofd boven water te houden. Dat lukt ze vooral dank zij onvoorwaardelijke supporters als Ko en Wilma van Geemert. Niet dat beiden zo’n belangstelling hebben voor de anatomie van de olifantenslurf of de ongeslachtelijke voortplanting van varens. De Van Geemertjes gaan vooral voor de 19e eeuwse ambiance en een welverzorgd kop koffie.
Ko gaat ook voor de anekdotes. Bij hem beklijft niet het feit dat een paartje sperwers enkele keren in Artis een nest jongen grootbracht, maar wel dat een van de kuikens een – voor sperwers – unieke dood overkwam: hij werd door de chimpansees door het gaas getrokken en opgepeuzeld. Alles onder supervisie van de enorme zomereik waarover Elie Heimans in 1903 ooit schreef: ‘Daarnaast rijst weer zoo’n kronkeltakkige eik omhoog, een dertig meter stellig’.
Nog steeds boezemt de grillig vertakte reus ontzag in, maar de zwammen in de voet van de boom en de grijze haardos van Ko laten zien dat een volgende levensfase is ingegaan.
Ko hoort net zo bij de Amsterdamse natuur als de Chinese wolhandkrab, de verwilderde halsbandparkieten en de stadsduif. Geen faunavervalsing maar deel van de nieuwe stadsnatuur.