In het dierenrijk bestaat een reusachtige variatie aan samenlevingssystemen, manieren van voortplanting en zorgvormen. Alles natuurlijk gericht op het overleven van de soort door een succesvolle seksuele voortplanting en het grootbrengen van gezonde jongen in de omstandigheden waarvoor een bepaalde soort ‘heeft gekozen’. Geslachtelijke voortplanting staat namelijk garant voor een oneindige variatie in het nageslacht. Op meereiige tweelingen na zijn alle nakomelingen van mensen, dieren en planten, die uit paring tussen mannetjes en vrouwtjes zijn voortgekomen, verschillend. Deze verschillen maken, dat als de omgeving verandert, er individuen kunnen zijn die zich aan die veranderde situatie aanpassen. Individuele mensen, dieren en planten die dat niet kunnen ‘halen soms de eindstreep niet’ of zullen geen of minder goed aangepaste nakomelingen krijgen. In ieder geval moeten ze het vaak afleggen tegen het nageslacht van soorten die beter zijn aangepast aan de nieuwe leefomstandigheden.
De grote variatie in samenlevingsvormen, rollenpatronen, manieren van voortplanting en zorgsystemen voor de nakomelingen (en soms voor elkaar) zijn natuurlijk niet toevallig ontstaan, maar boden voor de verschillende soorten planten, dieren en mensen de beste overlevingskansen in hun niche.
Vertaald naar de mens, de typisch vrouwelijke en mannelijke capaciteiten en kwaliteiten kwamen het best tot hun recht in de wereld zoals die tot voor kort bestond.
Maar de laatste eeuw is er natuurlijk veel veranderd. Vrouwen kregen de zelfde rechten als de man en bevinden zich niet meer in de merkwaardige ondergeschikte positie, zoals dat in ons land enkele tientallen jaren geleden nog het geval was en in veel landen en culturen nog steeds het geval is. Universiteiten en andere opleidingsinstituten, die een eeuw geleden nog haast ontoegankelijk waren voor vrouwen, zien soms dat ruim de helft van de studenten studentes zijn en onweerstaanbaar veroveren vrouwelijke medewerkers de plaats die hen toekomt in het openbare, culturele en bedrijfsleven. En gelukkig maar, want anders zou nog veel niet optimaal gebruikt talent thuis zitten en huis en kinderen verzorgen, talent dat buitenshuis beter tot ontplooiing komt. Aan de andere kant is het natuurlijk zo, dat er veel mannelijke werknemers zijn, die weinig van hun werk bakken en veel geschikter zijn voor zorgtaken binnenshuis, en misschien ook wel gelukkiger.
In onze veranderende samenleving zou het best eens zo kunnen zijn dat het niet verantwoord is zo veel talent niet optimaal te gebruiken of zelfs ongebruikt te laten, en anderen werk te laten doen waarvoor ze niet voldoende capaciteiten hebben. In ieder geval is het natuurlijk belangrijk dat alle kwaliteit, die in de samenleving is te vinden, zo goed mogelijk wordt ingezet. Het maakt natuurlijk niet uit of bepaalde werkzaamheden typisch mannelijk zijn of vrouwelijk, of dat we vinden dat de plaats van de vrouw thuis is en de man de kost moet verdienen. Voor dat soort ouderwetse opvattingen is in onze moderne, snel veranderende en veeleisende samenleving geen plaats meer. En het kan nu ook: supermarkten, kolfkamers, naschoolse opvang, flesvoeding, anticonceptie, crèches e.d. geven vrouwen meer ruimte tot ontplooiing op andere terreinen dan het huishouden.
En misschien moeten we met z’n allen ook wel overstag. Als we kost wat kost zouden proberen op de oude voet verder te gaan, en onze soort in haar pogingen zich aan te passen aan de nieuwe situatie, kunstmatig afremmen met de vaak dwingende regels opgelegd door achterhaalde tradities en vrouwonvriendelijke religies, dan zouden we het als soort wel eens niet kunnen redden.
De meesten van ons vinden dat niet de bedoeling ondanks dat inmiddels wel duidelijk is dat onze aarde beslist beter af zou zijn zonder ons.
Maar één ding is zeker: ook wij zijn als zoogdier – evenals bacteriën, insecten, vogels en andere zoogdieren – onderworpen aan de wetten van de evolutie.
Overleven voor onze soort betekent dus aanpassen!
Ten slotte, traditioneel roepen we altijd maar dat vrouwen geschikter zijn dan mannen voor de opvoeding van de kinderen en voor de huishouding. Maar in de natuur zien we een reusachtige veelheid aan voorbeelden, die laten zien dat bij veel diersoorten de mannen goed in staat zijn de dagelijkse zorg én de verantwoordelijkheid voor de jongen op zich te nemen. En al denken veel mannen – en soms zelfs vrouwen – daar anders over, ook bij onze soort blijken mannen heel goed in staat de zorg voor de huishouding en de kinderen aan te kunnen. Misschien is een aanpassing van onze traditionele taakverdeling – het huidige rollenpatroon dus – wel nodig om te kunnen overleven als soort in een snel veranderende wereld.
Wat in de mensenwereld zo natuurlijk lijkt, is in de dierenwereld – in de natuur dus – zo natuurlijk niet!